Eind jaren ’70 was Thin Lizzy een grote band in Europa geworden, maar de Nederlandse radio draaide eigenlijk alleen oudje
Whisky in the Jar, hun enige hit in ons land. Ik vond het wel een aardig liedje, maar uit hetgeen ik tijdens mijn ontdekkingsreis in het Land Der Scheurende Gitaren las, begreep ik dat de band veel meer in z’n mars had. Uit Oor’s Pop Encyclopedie had ik rond 1980 de bandhistorie in een notendop leren kennen en was zo o.a. bekend met de naam Gary Moore. In de fonotheek van het dorp trok de hoes van
Black Rose mij onmiddellijk aan.
Wát een plaat bleek dit! Vanaf de eerste tonen, met de diepe, paukenachtige drumsound, was ik overtuigd. De plaat denderde door met een fan-tas-ti-sche titelsong als besluit. Anders dan normaal in rockland zong Phil Lynott niet met een ronkend vibrato, maar wel degelijk krachtig en bovendien verstaanbaar, zeker voor iemand wiens Engels nog niet zo goed was.
De teksten vielen daardoor sneller op met o.a. observaties van gewone én tegelijkertijd bijzondere mensen, zoals in
Toughest Street in Town of
Waiting for an Alibi. De folky inbreng van Moore versterkte de twingitaarlijnen en de prachtige drumfills van Brian Downey maakten het áf.
Sarah had met zijn eenvoudige drumcomputer en lieve papatekst zó op een soloplaat van Lynott gekund, een prachtige ode aan zijn oudste dochter. Een kleinood van Moore en Lynott, Gorham heeft het zelfs nooit leren spelen, las ik jaren later. Uit die biografieën leerde ik ook dat Lynott inderdaad héél veel opnam, werk dat zowel op een Lizzy- als een soloplaat kon belanden. Dat leidde wel eens tot onduidelijkheid en daarmee onvrede, liet Gorham jaren later optekenen.
De akoestische gitaar die in
With Love op de achtergrond klinkt, is een fraai detail; de opbouw in vier delen van de titelsong blijft tot op de dag van vandaag fascineren: al die traditionele melodieën, zó inventief vastgelegd!
Enige zwaktebod was
S&M, dat me al snel ging vervelen, ondanks Downey’s uniek swingende stijl. Waar die letters naar verwezen en waar de tekst over ging, begreep ik overigens niet.
Sindsdien heb ik één en ander aan biografieën over Lynott gelezen. Tijdens de opnamen van de plaat in Parijs gingen hij en Gorham steeds verder in hun drugsgebruik, tot grote zorg van Moore die het jaar ervoor daarmee was gestopt. Brian Downey had mede hierom de band verlaten, niet wetend of hij wel terug wilde keren. Zijn haren had hij kort laten knippen. Thuis in Ierland ging hij vissen, de verdovende middelen achterlatend en het hoofd weer fris makend.
Achter de schermen zette vanaf de opnamen in Parijs in '78 het verval definitief in. Producer Tony Visconti, allesbehalve een groentje in het vak en de wereld van popmusici, besloot vanwege hun drugsgebruik dat dit zijn laatste plaat met de band zou zijn. En toch. Wát een monument van een plaat is dit, wat een rijkdom aan ideeën!
Zomer '79 las ik dat tijdens de hierop volgende tour Moore de band alweer verlaten had, om tijdens de resterende concerten te worden vervangen door Midge Ure van (later) Ultravox. Wat vond ik dát jammer, ik was namelijk zó benieuwd naar de volgende plaat van de band met Moore... Het zou er nooit meer van komen, al zouden Lynott en Moore onder solovlag nog samenwerken.
In de jaren ’90 kocht ik twee videobanden van de band. Eén met videoclips, waaronder die van
Do Anything You Want To en
Sarah met daarin een cameo van mevrouw Lynott; en een ander met een
concert in Sydney, mét Moore en drummer Mark Nauseef, die tijdens die tour, dus vóór de plaatopnamen, Downey verving.
Het vinyl kocht ik ook, alleen al vanwege de hoes van Jim Fitzpatrick. Zijn werk was een uitnodiging naar het andere werk van de band, zodat ik vanaf 1981 snel meer platen van de groep uit de bieb zou lenen. De special edition van dit schijfje moet ik ook maar eens aanschaffen...