Nee, dit is het niet.
Wijlen Erik van der Wurff tekende voor nagenoeg alle instrumentale begeleiding en hoewel hij diverse mooie dingen voor de Nederlandse muziek betekend heeft, hebben de synths en elektrische drums op de meeste nummers alhier de tand des tijds domweg niet doorstaan. De geaffecteerde, jaren '60-stijlzang (daar had hij eerder toch minder last van), maakt het regelmatig nog potsierlijker.
Tekstueel valt het dit keer ook niet echt mee. Diverse nummers drijven op wat grapjes die wel een keer leuk zijn, maar zich moeizaam tot meerdere luisterbeurten verhouden. Vooral in de eerste helft is het kommer en kwel, met bombastische clichés (Wie het Weet Mag het Zeggen), misplaatste achtergrondkoortjes (Hoop, Geloof en Liefde), zoetheid die het rauwe randje toch mist (Jouw Ramen) en ultieme lulligheid (Ai Lof Joe So). Country Music is ook bepaald geen hoogtepunt, maar met het
kennelijke protest van de EO tegen de NOS die dit liedje een keer (na elf uur 's avonds) draaide, was de #ophef avant-la-lettre in elk geval verzekerd.
In de tweede helft trekt het nog wel wat bij. Ik Haat Die Straat (met een twintig seconden gitaarsolo van de speciaal ingevlogen binnenlandse grootheid Lex Bolderdijk) is een liedje om nader te bestuderen, bij In Z'n Eigen Woorden en Papa vallen gevatte tekst en vlotte muziek wel samen en Brief uit Benidorm heeft ook mooie wendingen. Maar het is, om op track 3 te variëren,
too little too late.