In de lente van 2004, het jaar nadat het levenslicht de ogen van Johnny Cash en June Carter definitief verliet, nodigde hun zoon John Carter Cash ene Steve Berkowitz van Legacy Records uit in The House of Cash. Hij mocht daar een kijkje nemen, en ontdekte samen met o.a. Gregg Geller, die dit album uiteindelijk zou samenstellen, een aantal nette witte archiefdozen, keurig gelabeld. "Personal File", stond erop geschreven.
Uit dit rijke archiefmateriaal werden uiteindelijk 49 songs met een sterk verhalend karakter (soms zelfs effectief verhalen/anekdotes) gepuurd, en vakkundig uitgesmeerd over 2 CD's. Het gros van de songs, zeker op schijfje één, werd opgenomen door Cash in 1973, als prille veertiger, met niet meer dan een gitaar en zijn fantastische stem. Vooral die eerste schijf vind ik enorm de moeite, met een aantal geweldig mooie songs: When I Stop Dreaming, Tiger Whitehead, Virgie (die vooral!) en It Takes One to Know Me (een song van Carlene Carter, dochter van June).
De verhalen op CD 1 hebben vaak een persoonlijke inslag, al zijn heel wat songs niet door Cash zelf geschreven. De songs passen hem wel als gegoten; wat Cash met vooral de American Recordings wereldkundig maakte (dat hij als geen ander songs die niet van zichzelf zijn, kan interpreteren), deed ie dus eigenlijk al veel eerder. Hij bracht dat werk, waarvan ik geloof dat het toch wel tot zijn meest persoonlijke artefacten op muzikaal vlak behoort, zelf niet uit, wellicht bewust; voor Berkowitz, Geller en John Carter Cash voelde de ontdekking dan ook aan alsof ze een testament, een nalatenschap aantroffen in de krochten van The House of Cash.
Een speciale vermelding verdient misschien wel het viertal Saginaw, Michigan / When It's Springtime in Alaska / Girl in Saskatoon / The Cremation of Sam McGee; vier opeenvolgende songs (al is de laatste in feite een declamatie van het gelijknamige gedicht van Robert Service) die qua thema nauw aansluiten en ook over 2 dagen (18 & 19 juli 1973) werden opgenomen. Geografisch gezien speelt het zich allemaal af in het noorden van het Amerikaanse continent (Michigan en Alaska in de VS; Saskatchewan en Yukon in Canada), en vooral de inleving van Cash valt me hier op. Girl in Saskatoon schreef ie ook samen met Johnny Horton. Prachtige verhalen, sterke verbeelding.
Schijfje twee vind ik net wat minder, de christelijke thematiek vind ik in die songs wat al te overheersend. Toch zijn ook daar mooie verhalen terug te vinden, met wat meer symboliek misschien, en dat is toch ook wel een forte van Cash: het creëren van beelden door middel van sterke verhalen en zijn eigen stem. Zo is Farther Along een bloedmooie traditional, The Way Worn Traveler een vat vol symboliek en In the Sweet Bye and Bye een gedroomde afsluiter.
Vreemd genoeg was dit de eerste CD die ik van Cash kocht. Ik zag 'm liggen, en de albumhoes sprak me wel aan - een naar één of andere entiteit opkijkende man met gitaar, weemoedige/verwonderde blik in de ogen, op een demo-achtige achtergrond. Destijds heb ik het album na één keer luisteren wat achteloos weggelegd omdat ik Johnny - als ik het me goed herinner - maar wat vond mompelen en op zijn gitaar priegelen. Maar nu, na talloze omzwervingen door 's mans imposante oeuvre en na het herontdekken van o.a. de American Recordings, is die waardering er uiteindelijk toch gekomen.
Door het langzaam kabbelende tempo (A Fast Song uitgezonderd, hihi) lijkt dit een taaie brok, en je moet mijns inziens ook wel een Cash-adept zijn om alles uit te zitten (ik vind ook niet elke song geweldig, niet elk verhaal bijzonder). Maar er zitten meer dan genoeg krenten in de pap, en als ik dit beoordeel voor wat het werkelijk is (een authentieke archief-uitgave), kom ik op een positieve score uit. Dit is een compilatie die ik in de loop der jaren steeds meer ben gaan koesteren, zoals wel meer van Cash's werk.
4 sterren