menu

Charlie Parker - The Complete Savoy and Dial Master Takes (2002)

mijn stem
4,36 (7)
7 stemmen

Verenigde Staten
Jazz
Label: Savoy Jazz

  1. Tiny's Tempo (2:55)
  2. I'll Always Love You Just the Same (3:01)
  3. Romance Without Finance (3:04)
  4. Red Cross (3:10)
  5. Warming Up a Riff (2:36)
  6. Billie's Bounce (3:09)
  7. Now's the Time (3:16)
  8. Thriving on a Riff (2:56)
  9. Meandering (3:18)
  10. Koko (2:56)
  11. Diggin' Diz (2:53)
  12. Moose the Mooche (3:03)
  13. Yardbird Sweet (2:55)
  14. Ornithology (3:01)
  15. A Night in Tunesia (3:05)
  16. Max (Is ) Making Wax (2:29)
  17. Lover Man (3:19)
  18. The Gypsy (3:01)
  19. Bebop (2:52)
  20. This Is Always (3:12)
  21. Dark Shadow (3:05)
  22. Bird's Nest (2:45)
  23. Cool Blues (3:06)
  24. Relaxin' at Camarillo (3:01)
  25. Cheers (2:59)
  26. Carvin' the Bird (2:43)
  27. Stupendous (2:54)
  28. Donna Lee (2:34)
  29. Chassin' the Bird (2:46)
  30. Cheryl (3:00)
  31. Buzzy (2:32)
  32. Milestones (2:37)
  33. Little Willie Leaps (2:51)
  34. Half Nelson (2:44)
  35. Sippin'at Bells (2:23)
  36. Dexterity (2:58)
  37. Bongo Bop (2:45)
  38. Dewey Square (3:06)
  39. The Hymn (2:27)
  40. Bird of Paradise (3:11)
  41. Embraceable You (3:21)
  42. Bird Feathers (2:50)
  43. Klact-Oveeseds-Tene (3:03)
  44. Scrapple from the Apple (2:56)
  45. My Old Flame (3:09)
  46. Out of Nowhere (3:48)
  47. Don't Blame Me (2:45)
  48. Drifting on a Reed (3:01)
  49. Quasimodo (2:58)
  50. Charlie's Wig (2:45)
  51. Bongo Beep (3:05)
  52. Crazeology (3:02)
  53. How Deep Is the Ocean? (3:30)
  54. Another Hair Do (2:40)
  55. Bluebird (2:52)
  56. Klaunstance (2:43)
  57. Bird Gets the Worm (2:36)
  58. Barbados (2:28)
  59. Ah-Leu-Cha (2:54)
  60. Constellation (2:29)
  61. Parker's Mood (3:04)
  62. Perhaps (2:34)
  63. Marmaduke (2:44)
  64. Steeplechase (3:06)
  65. Merry-Go-Round (2:25)
totale tijdsduur: 3:09:26
zoeken in:
kistenkuif
Bebop de luxe: kort, krachtig, virtuoos. Een hele goede compilatie van deze geniale swingduvel. Een andere essentiële, muzikaal wat bredere verzamelaar vind ik Confirmation (1995) met het beste uit zijn Vervejaren.

avatar van Mjuman
Dacht aanvankelijk dat de titel niet klopte, maar ik heb dus de Complete Savoy & Dial Sessions, 8 cd's - meen ik ooit voor drie tienen gekocht via Amazon. Heel veel dubbele takes, maar da's niet zo erg als je bezig bent.

Nooit draaien met gasten, tenzij echte jazzo's - meeste mensen worden erg zenuwachtig van Bird.

kistenkuif
Ik van zulke mensen Geweldige muziek inderdaad om bij te werken. Bij elke denk- of rustpauze effe en vaak onbewust meeknikken of -tikken. Dat houdt de gang er in.

avatar van Sandokan-veld
4,0
Sandokan/ Bird, deel 1

Sommige platen horen toch wel onomstreden bij de pijlers van een bepaald genre. Net zoals de metalhead de eerste drie platen van Metallica in de kast moet hebben staan, en je jezelf geen expert van klassieke muziek kan noemen zonder de pianoconcerten van Mozart te hebben beluisterd, moet de jazzfan zich ooit wagen aan de opnames die Charlie Parker maakte voor de platenlabels Savoy en Dial.

Ik heb er zelf de laatste maanden een hoop tijd mee doorgebracht, in de hoop de recensie der recensies te kunnen schrijven, natuurlijk, maar helaas vooralsnog zonder succes. Vanavond kwam ik tot de conclusie dat het eigenlijk een te grote bulk muziek is om een eenduidige mening van op papier te zetten. Het beste kan deze muziek in stukjes worden geconsumeerd. Ik ga proberen hier de komende weken eens voor te gaan zitten, en per sessie deze legendarische opnames te beoordelen.

We doen er de eerste avond meteen twee, want, uhm, zin an.

1. Tiny’s Tempo
2. I’ll Always Love You Just The Same
3. Romance Without Finance
4. Red Cross

Opgenomen: September 1944

Parker met:
Tiny Grimes – Gitaar, Zang (sessieleider)
Clyde Hart – Piano
Jimmy Butts – Bas
Harold ‘Doc’ West – Drums

Sessie waarop Parker niet bandleider is maar onderdeel van het bandje van Tiny Grimes. Ik ken de muzikanten die verder meespelen niet echt, en wordt hier ook verder niet heel nieuwsgierig gemaakt. Aardig bandje, maar Bird steekt er duidelijk met kop en schouders bovenuit. Als hij niet speelt verslapt mijn aandacht al snel, en als Grimes ook nog gaat zingen wordt het al snel sentimenteel en zelfs stompzinnig (‘Romance Without Finance’).

Waardering: ** ½

5. Warmin’ up A Riff
6. Billie’s Bounce
7. Now’s The Time
8. Thrivin’ From A Riff
9. Meandering
10. Ko-Ko
Opgenomen: november 1946

Parker met
Dizzie Gillespie – Piano (6, 7, 8, 10(?))
Argonne Thornton – Piano (5, 8, 10 (?) )
Miles Davis – Trompet (5, 6, 7,
Curly Russell – Bas
Max Roach - Drums

Parker ontwikkelde zijn geluid tijdens de oorlogsjaren in een hechte tandem met trompettist Dizzy Gillespie. Vanwege een langdurige staking van de muzikantenvakbond bestaan uit deze tijd bijna geen opnames.
Als beide heren na de oorlog de studio weer induiken, zijn de spanningen tussen hen al tot een kookpunt gestegen, vooral vanwege het excessieve drank- en drugsgebruik van Parker. Toch is Gillespie nog op deze sessie te horen, maar vooral als pianist, terwijl de trompet vooral wordt bespeeld door een jongeman die een aantal jaar later zijn mentor in naamsbekendheid zou overschaduwen: Miles Davis.

Het is op zich een beetje jammer dat Davis trompet speelt terwijl er een (op dat moment) betere trompettist in de studio is, en Gillespie piano speelt terwijl ook Argonne Thronton (later Sadik Hakim) aanwezig was. Zijn speelse solo op het lossere ‘Thrivin’ From A Riff’ druipt van het onderbelichte talent. Gillespie begeleidt op de andere tracks de band redelijk, maar meer eigenlijk niet. Miles worstelt intussen duidelijk nog met het bebop-metier dat nooit echt goed bij zijn stijl zou gaan passen, zijn solo op het verder uitstekende ‘Now’s The Time’ is eigenlijk gewoon prut.

Verder natuurlijk: geweldige band, legendarische opnames. Max Roach verdient hier nog een apart genoemd te worden.
Het venijn zit in de staart: de volledig door Parker gedomineerde prachtballad ‘Meandering’ en ‘Ko-Ko’, misschien wel de ultieme bebop-klassieker, waar volgens de meeste bronnen Gillespie toch weer zijn trompet uit de koffer haalt (Wie er dan op de achtergrond pianoakkoorden aanslaat is niet helemaal duidelijk).

Waardering: ****

avatar van Tony
4,0
Ik kan je helemaal volgen in je constatering dat deze muziek niet als totaal te beoordelen is, Sandokan-veld. Leuk dat je hier de moeite voor neemt / gaat nemen. Ik zal je bijdragen met belangstelling volgen!

bennerd
Idem! Je wilt niet weten hoe lang deze al op de luisterlijst staat...

Soledad
Daar sluit ik me graag bij aan. Fantastische muziek dit. Bird was een uniek geval, bijna bovenmenselijk wat betreft talent. Leuk Sander!

avatar van Mjuman
Ik heb de "complete" sessies (208 tracks op 8 cd's, veel alternate takes) hier in huis en je moet wel heel erg zeker van je jazz-zaak zijn - bijv 7 * Perhaps en 12 * Marmaduke - om jezelf daaraan bloot te willen stellen, of een onverbeterlijke masochist. Of een absurde hang naar versie-onderzoek vertonen.

Bovendien is het geluidsbeeld redelijk stoffig.

Soledad
Mjuman schreef:
Ik heb de "complete" sessies (208 tracks op 8 cd's, veel alternate takes) hier in huis en je moet wel heel erg zeker van je jazz-zaak zijn - bijv 7 * Perhaps en 12 * Marmaduke - om jezelf daaraan bloot te willen stellen, of een onverbeterlijke masochist. Of een absurde hang naar versie-onderzoek vertonen.

Bovendien is het geluidsbeeld redelijk stoffig.

Inderdaad precies de reden waarom ik deze toen koos. 1 alternate take prima maar die box slaat alles. Gaat ook ten koste van het luisterplezier. Wat betreft het geluid: het komt natuurlijk wel uit de jaren ‘40... ik vind het erg goed beluisterbaar maar bijvoorbeeld de bas klinkt vaak erg ver weg helaas.

avatar van Mjuman
Soledad schreef:
(quote)

Inderdaad precies de reden waarom ik deze toen koos. 1 alternate take prima maar die box slaat alles. Gaat ook ten koste van het luisterplezier. Wat betreft het geluid: het komt natuurlijk wel uit de jaren ‘40... ik vind het erg goed beluisterbaar maar bijvoorbeeld de bas klinkt vaak erg ver weg helaas.


Af en toe heeft een mens de neiging "the completist" uit te willen hangen

Maar hier gaat het idd erg ver. Misschien toch eens een soort compilatie van faves hiervan maken: Koko, Salt Peanuts, Ornithology etc.

Overigens hebben die Davis boxjes (voor een deel) van hetzelfde euvel te lijden: te veel alternate takes achtereen en dat maakt zo'n cd als entiteit ondraaibaar; het heeft nl mijn voorkeur iets op te zetten en dan te gaan luisteren, zonder de afstandsbediening continu ter hand te moeten nemen.

avatar van Sandokan-veld
4,0
Sandokan/Bird Deel 2

11. Diggin´ Diz

Parker met:
Gillespie – Trompet
Lucky Thompson – Tenorsax
Arvin Garrison – Gitaar
George Handy – Piano
Ray Brown – Bas
Stan Levey – Drums

Een beetje een rare eend in de bijt, in zoverre dat dit het enige nummer is op deze verzamelaar van een sessie waar ik verder niets over terug kan vinden. Nummer met een groot ‘showcase’-gehalte: er wordt samen een deuntje gespeeld, iedereen mag even omstebeurt een trucje doen, en, om een frase van de onsterfelijke Ian MacDonald te lenen, er zijn weer drie minuten gevuld. Heeft weinig dat positief opvalt, al kan dat ook aan de abominabele geluidskwaliteit liggen.
(Wel grappig om hier Ray Brown weer tegen te komen, net een paar dagen nadat ik mijn eerste plaat van het Oscar Peterson-trio heb gerecenseerd voor deze site. Eén van de kleine geneugtes van de jazz is voor mij toch wel hoe je steeds nieuwe spelers leert kennen en er dan achterkomt dat die ook op allerlei andere platen meespelen die je al eerder had beluisterd).

Waardering: **

12. Moose the Mooch
13. Yardbird Suite
14. Ornithology
15. A Night In Tunesia

Opgenomen: Maart 1946

Parker met:
Lucky Thompson – Tenor Saxofoon
Miles Davis – Trompet
Arvin Garrison – Guitar
Dodo Marmarosa – Piano
Vic MacMillan – Bas
Roy Porter – Drums

Correctie: in mijn bericht van afgelopen maandag had moeten staan: november 1945, deze is dus van vijf maanden later. Verder, na ‘Diggin’ Diz’ is Miles Davis weer terug op Trompet, en is bijna de hele ritmesectie gewijzigd. Het showcase-gehalte waar ik het over had bij de vorige track is, vooral bij de eerste twee tracks, ook sterk aanwezig (al is de geluidskwaliteit stukken, maar dan ook echt stúkken beter): vrolijke thema’s afgewisseld met beknopte solo’s.

Die van Thompson doen denken aan Hawkins en zijn een mooie toevoeging aan het bandgeluid, Davis is zich duidelijk aan het ontwikkelen en klinkt nog een beetje awkward. De ritmesectie heeft een lekkere drive zonder zich nou heel erg te onderscheiden in virtuositeit. Bird steekt weer duidelijk boven de rest uit: zijn kwetterende, toonladder-in-de-knoop-leggende stijl is intussen helemaal ontwikkeld en in volle doch compacte glorie te bewonderen.

Het valt verder op dat, hoewel de bebop-stroming vaak wordt voorgesteld als een waterscheiding in de jazz, deze liedjes althans nou ook weer niet zo héél anders zijn dan wat Count Basie of Duke Ellington in het decennium ervoor op de plaat zetten. Ook krijg je de indruk dat de plaatopnames vooral een soort promo’s waren om het volk naar de concertzalen te lokken: een gevoel dat me wel vaker bekruipt op deze verzamelaar. Wat een gemis dat Parker niet of nauwelijks het lp-tijdperk heeft mogen meemaken, de Bird dus zelden echt in een studio-omgeving zijn vleugels kon uitslaan.

Verder weinig te klagen. Het snelle, behoorlijk maffe ‘Ornithology’ is een hoogtepunt, maar de bijna onherkenbare ballad-versie van ‘A Night In Tunesia’ is toch ook niet te versmaden. Wederom bewijst Parker, misschien vooral geïdentificeerd met halsbrekende solo’s, ook in de langzame stukken bijna geen gelijke te hebben op de altsax.

Waardering: ****

Soledad
Mooi stukje weer Sander! Fijn leesvoer voor op de zaterdag. Ik kan me niet helemaal vinden in je 'dit is niet heel anders dan wat Basie en Ellington deden' theorie. Ik vind de verschillen echt gigantisch. De tempo's, the thema's, de complexiteit, het ' format', de solo's en eh de dansbaarheid....

avatar van Sandokan-veld
4,0
Mmm ja wellicht niet mijn meest genuanceerde opmerking ooit (was eerlijk gezegd ook behoorlijk moe toen ik het bovenstaande schreef).

Het lijkt me in de brede zin soms wel interessant/ nuttig om vaker te benoemen op welke manier de beboppers voortbouwden op de muziek van hun voorgangers. In teksten over bebop gaat het (naar mijn indruk) al snel over hoe vernieuwend enz het allemaal was, terwijl je volgens mij in de hierboven besproken stukken wel degelijk de invloed van de oude meesters ook terughoort (al was mijn formulering inderdaad misschien wat kort door de bocht).

Soledad
Dat is zeker waar hoor Sander. Zelf vind ik dat het leukste van jazz: elke stijl borduurt weer voort op al het voorafgaande. Andere artiesten uit de swing traditie flirtten ook regelmatig met bebop en daar herken je de stijlen helemaal in terug: Hawk bijvoorbeeld en Lester Young.

avatar van Sandokan-veld
4,0
Ik wilde hierboven ook van Parker zijn -vaak gedocumenteerde- bewondering voor en vriendschap met Lester Young als voorbeeld geven, maar ik wilde me ook niet te veel voordoen als een expert op dit gebied, haha.

Edit: overigens heb ik Pres in latere portretten ook horen klagen dat bebop naar zijn smaak veel te veel akkoordenwisselingen had, dus elk verhaal heeft meerdere kanten

Soledad
Het grappige is dat beide heren meeliften op de bebop in de jaren ' 40 maar dat hun muziek in de jaren ' 50 weer een stuk conservatiever van aard werd... Dat zie je ook bij latere generaties (denk aan Shepp en Sanders bijvoorbeeld).

avatar van Sandokan-veld
4,0
Sandokan/Bird, deel 3

16. Max Making Wax
17. Lover Man
18. The Gypsy
19. Bebop

Opgenomen: eind juli 1946

Howard McGhee – Trompet
Jimmy Bunn – Piano
Bob Kesterton – Bas
Roy Porter – Drums

Opgenomen in LA, en kennelijk de eerste sessie van Parker voor het platenlabel Dial. Jammer dat hij die dag kennelijk zo lam als een konijn was. Vooral ‘Lover Man’ is beroemd/ berucht geworden in de jazzgeschiedenis, vanwege het verhaal dat Parker door de producer overeind moest worden gehouden tijdens het spelen.

Zou het waar zijn? Het zou me, naar de kwaliteit van de track te oordelen, niet verbazen. Veel mensen voelen zich waarschijnlijk aangetrokken tot dat soort ramptoerisme, maar ik hoor daar niet bij. We kunnen drugs zoveel romantiseren als we willen, maar al met al maakt Parker er op ‘Lover Man’ (en eigenlijk ook op de andere tracks) gewoon een soepzootje van.

We moeten het doen met vlagen van de gebruikelijke brille, en een aardige band met McGhee als grote uitschieter en morele bandleider. Hij bewijst in weinig de mindere te hoeven zijn van Dizzie Gillespie, en een stuk beter in deze muziekvorm dan Miles Davis. En kennelijk nam hij wél de moeite om nuchter genoeg in de studio op te duiken. McGhee's trompetsolo in ‘Bebop’ mag best in de eregalerij worden bijgezet van mij. Binnen Parkers oeuvre zullen we deze sessie echter maar snel vergeten.

Waardering **1/2

Soledad
Leuk stuk weer Sander! Een tijd geleden dat ik deze opnames voor het laatst hoorde. Herbeluisterd en inderdaad: Bird was hier verre van in vorm. Davis was op het moment van deze opnames nog niet verslaafd weet ik uit Miles’ autobiografie. Bird was volledig de weg kwijt, vooral tijdens hun trip naar het oosten van de States dus er valt een hoop op z’n plaats.

Net als jij begrijp ik de verheerlijking van drugs in muziek nooit zo. Het heeft zoveel muzikanten ten gronde gericht. Één van de dingen die ook sterk bewonderde aan Trane is dat hij afkickte en clean zijn creatieve hoogtepunt beleefde.

avatar van Sandokan-veld
4,0
Sandokan/ Bird deel 5

20. This Is Always
21. Dark Shadows
22. Bird’s Nest
23. Cool Blues

Opgenomen: Februari 1947

Errol Gardner: Piano
Red Callender: Bas
Harold ‘Doc’ West: Drums
Earl Coleman: Zang (alleen track 20 & 21)

Wederom voor platenlabel Dial en in Los Angeles, ditmaal met een compleet andere band. Wellicht vanwege de notoire onbetrouwbaarheid van Parker, wellicht gewoon opportunisme. Hoe dan ook, weinig mis met deze line up, met illuster volk als Gardner (van die liveplaat bij de zee die in elke jazz-uitverkoopbak drie keer ligt) en legendarische bassist Callender.

Het zijn ook die twee die het meeste indruk maken op de vocale tracks, verder pure muzak eigenlijk, waarop Bird in ieder geval beter (of minder laveloos) klinkt dan de vorige opnames, maar nauwelijks boven een bijrol uitstijgt. Het blijft allemaal opvallend ‘vooroorlogs’. Je kunt er begrip voor hebben dat die mensen ook geld moesten verdienen, maar hier zet je tegenwoordig geen plaat van Charlie Parker meer voor op.

Zonder Coleman en bevrijd uit het keurslijf van de vocale jazz weet de band toch nog wat tofs op tape te krijgen. De frivole stijl van Gardner moet je liggen, en hij loopt Parker af en toe een beetje voor de voeten, maar zijn solo op ‘Cool Blues’ is niet onaardig. Bird zelf is lekker zonder direct zijn topniveau te halen (dat is dan natuurlijk ook wel een hoge piek), maar het blijft Callender die het meeste indruk op mij maakt met hoe makkelijk hij alles laat klinken. Al met al niet de beste sessie op deze verzamelaar, maar een ruime voldoende haalt ie zeker.

Waardering: ***1/2


24. Relaxin’ at Camarillo
25. Cheers
26. Carvin’ the Bird
27. Stupendous

Opgenomen: Februari 1947

Howard McGee – Trompet
Wardell Gray- Tenorsax
Dodo Marmarosa – Piano
Barney Kessel – Gitaar
Red Callender – Bas
Don Lamond – Drums

Precies een week later, en elke positie behalve die van de bassist is weer gewijzigd. In deze opvallend multiraciale band (drie witte en vier zwarte mannen) verwelkomen we onder andere bebop-cultfiguur Dodo Marmarosa terug op piano, die hier misschien wel zijn ultieme momentje pakt (door problemen met zijn mentale gezondheid zou zijn carriere helaas geen lang leven beschoren zijn).

De rest speelt eigenlijk ook gewoon goed, en het spelplezier spat van deze opnames af. Misschien is het allemaal net wat té democratisch en netjes qua structuur, van die tracks waar iedereen om de beurt een korte solo speelt (zie mijn eerdere opmerking hierover, helaas een euvel bij jazz van voor het lp-tijdperk), waardoor het allemaal net niet echt de diepte in gaat (vooral McGee sneeuwt hier helaas wat onder). Wardell Gray zit lekker in de groove met Bird, al klinkt hij niet echt als een bopper van nature. Maar dat alles is detailkritiek op vier bijzonder prettige stukjes muziek.

Waardering ****

Soledad
Ja deze opnames zijn top. Dit is waar het allemaal om te doen was. Leuk ook om te zien dat Red Callender eens wat aandacht krijgt Sander! Onderschatte sessie bassist uit de jaren ‘40 en ‘50. Een vaste waarde op een aantal topplaten.

Oh en Wardell Gray

avatar van Sandokan-veld
4,0
28. Donna Lee
29. Chasin’ the Bird
30. Cheryl
31. Buzzy

Opgenomen: Mei 1947

Miles Davis- Trompet
Bud Powell – Piano
Tommy Potter – Bas
Max Roach – Drums


Terug in New York wordt deze sessie aan de tape toevertrouwd. Vier originals, met Miles Davis terug in de gelederen. De trompettist laat een flinke groei horen (zijn solo’s op ‘Donna Lee’, dat hij later claimde te hebben geschreven, en op ‘Buzzy’ zijn bij vlagen zelfs bijzonder knap), maar hij blijft naar mijn mening toch de minste van het stel.

Dat ligt ook aan de kwaliteit van de rest, want hier stáát natuurlijk wel iets in de studio. Doorgewinterde kracht Potter is nog de minst bekende van het stel, verder alleen maar absolute legendes. Heerlijk om Powell, Roach en Parker op dezelfde track te horen, doet me wensen dat ik een vlieg op de muur had kunnen zijn in deze studio. Niet alleen individueel zijn deze spelers geniaal, ze snappen ook hoe een kleine jazzband samen hoort te spelen. Vooral de connectie tussen Powell en Roach lijkt zowat telepathisch, luister maar eens naar de solo van eerstgenoemde in ‘Cheryl’ om te horen wat ik bedoel.

Tsja, gewoon buitencategorie dus. Laatste halve sterretje ontbreekt alleen omdat Miles het toppunt van zijn kunnen pas enige jaren later, en in andere subgenres van de jazz, zou bereiken. En wellicht zou je kunnen beargumenteren dat de laatste twee nummers een beetje formulematig aanvoelen, na wat er in eerdere sessies al voor moois is langsgekomen. Maar ach, laten we niet neuzelen: dit is waarom je een jazzplaat opzet.

Waardering: ****1/2

avatar van Sandokan-veld
4,0
32. Milestones
33. Little Willie Leaps
34. Half Nelson
35. Sippin’ at Bells

Opgenomen: Augustus 1947

Miles Davis: Trompet, sessieleider
John Lewis: Piano
Nelson Boyd: Bas
Max Roach: Drums

Voor de tweede keer een gevalletje ‘Parker speelt mee op de sessie van iemand anders’, in dit geval Miles Davis. Het is zelfs de allereerste studiosessie die Davis ooit leidde, volgens mij, en alleen daarom natuurlijk al legendarisch. Het zegt waarschijnlijk iets over de geldingsdrang van Davis dat hij niet een paar veilige standards op plaat zet, maar meteen komt met vier originele composities (al is daar, net zoals vaker het geval zou zijn met de trompettist, wat discussie over in het geval van ‘Milestones’).

Het is verleidelijk om, met de toekomstige output van Miles Davis in gedachten, je voor te stellen dat hij hier al een beetje in verzet kwam tegen het bebop-keurslijf. Zijn de composities hier misschien al ietsje meer laidback dan die hij in de bands van Parker speelde? Het komt zijn spel in ieder geval ten goede, vind ik, eigenlijk de eerste keer in deze sessies dat Davis me bij vlagen echt overtuigt. Qua gevoel in zijn spel dan, want de composities hebben, eerlijk gezegd, niet héél veel om het lijf.

Het blijft ook allemaal redelijk netjes binnen het bebop-idioom. In een zeldzame vlaag van deemoedigheid (?) laat hij bovendien op de laatste drie tracks de eerste solo spelen door zijn mentor Bird. Hier te horen op tenorsaxofoon, gek genoeg, in plaats van de gebruikelijke alt. Veel verschil zou dat niet hoeven uitmaken, maar persoonlijk vind ik dat ijle, kwetterende geluid van de alt een redelijk cruciaal element van Parkers spel.

Goede band verder, met als grote onbekende Nelson Boyd, die nooit verder zou komen dan een bijrol in de gloriejaren van de bop maar hier niet te betrappen is op een fout. De door mij al eerder bejubelde Roach is weer prima zonder groots te zijn, en we horen hier voor het eerst John Lewis, die later met The Modern Jazz Quartet furore zou maken. Hier laat hij al horen waarom hij toen al als een van de meest bepalende pianisten werd gezien.
Prima muziek dus, al gaan bij mij deze deuntjes een beetje het ene oor in, en het andere weer uit.

Waardering: ***1/2

avatar van Sandokan-veld
4,0
36. Dexterity
37. Bongo Bop
38. Dewey Square
39. The Hymn
40. Bird of Paradise
41. Embraceable You

Opgenomen: Oktober 1947

Miles Davis – Trompet
Duke Jordan – Piano
Tommy Potter – Bas
Max Roach – Drums

Dial Records werd in 1946 opgericht door journalist en liefhebber Ross Russell. Hoewel het label in totaal minder dan tien jaar heeft bestaan, heeft het toch een ietwat legendarische status verkregen doordat Charlie Parker tijdens zijn hoogtijdagen een exclusief contract met het label had. Dat loopt hier zo’n beetje op zijn eind, met de eerste van drie sessies uit het najaar van 1947.

Qua band en speelstijl is er weinig veranderd, enige nieuweling is Duke Jordan op piano die zo te horen nogal goed geluisterd heeft naar Thelonious Monk. Dat bedoel ik niet als belediging: Jordan doet hier een voorbeeldig bebop-ding, en hoewel de naam me eerlijk gezegd weinig zei, zou hij een indrukwekkende carrière tegemoet gaan (o.a. samenwerkingen met Sonny Stitt en Stan Getz).

Nog opvallender is de groei van Miles Davis, die zelfs op de wat snelle nummers aan het begin een stuk zelfverzekerder en oorspronkelijker klinkt dan op zijn eerdere werk met Parker. Op ‘Dewey Square’ voelt zijn solo zowaar helemaal eigen aan (lees: geen slappe poging om Diz te benaderen), en op ‘The Hymn’ eist hij zowaar een positieve hoofdrol op.

De sessies worden afgesloten met twee standards, althans, ‘Bird of Paradise’ wordt toegeschreven aan Parker maar is eigenlijk een variatie op musicalhit ‘All The Things You Are’ (dat in diezelfde sessie werd gespeeld maar niet officieel is uitgebracht).
Davis probeert zich nog steeds brutaal naast de meester te blazen, maar Parker bewijst maar weer eens waarom hij een van de allerbeste ballad-spelers is uit de geschiedenis van de jazz. De schitterende Gershwin-compositie ‘Embraceable You’ is dan meer dan slagroom op de taart. Al met al gewoon een van de beste sessies op deze verzamelaar tot nu toe.

Waardering: ****1/2

avatar van Tony
4,0
Sandokan-veld schreef:
Duke Jordan op piano die zo te horen nogal goed geluisterd heeft naar Thelonious Monk.

Goed verhaal weer Sander, maareh, Jordan moet dan wel heel geluisterd hebben, want Monk was in 1947 nog nauwelijks ergens te horen geweest. Kreeg in 1947 zijn eerste serieuze contract bij Blue Note, waarvoor hij nauwelijks iets op plaat heeft gezet door allerlei persoonlijke perikelen. Misschien is het wel andersom??

avatar van Sandokan-veld
4,0
Dank je Tony.
Qua studiowerk klopt het natuurlijk wat je zegt over Monk, maar gezien de centrale rol die hem wordt toegedicht in de ontwikkeling van de bebop-stroming (als huispianist van Minton's Playhouse voornamelijk) ben ik er vanuit gegaan dat onder 'insiders' zijn stijl toch wel bekend en invloedrijk was, ook toen al.

Maar ik ben er natuurlijk niet bij geweest, misschien heb jij gelijk en zit ik er helemaal naast met deze aanname .

avatar van Tony
4,0
Sandokan-veld schreef:
de centrale rol die hem wordt toegedicht in de ontwikkeling van de bebop-stroming (als huispianist van Minton's Playhouse voornamelijk)

Kijk, dit wist ik dan weer niet, dank voor de link.

Soledad
In Miles Davis’ autobio kraakt hij Duke Jordan steeds af. De man moet het meerdere keren ontgelden. Zelf begrijp ik niet helemaal waarom, hij kan prima spelen maar Miles lijkt echt de pik op hem te hebben. Nou was Miles ook niet bepaald een makkelijk mannetje natuurlijk....

avatar van Sandokan-veld
4,0
Geinig, dat staat me niet meer bij. Heb dat boek echt jaaaaren geleden gelezen (helemaal aan het begin van mijn jazzreis zelfs) en was niet onverdeeld enthousiast. Misschien wel leuk om het te herlezen met de inmiddels opgedane kennis in het achterhoofd.

avatar van Sandokan-veld
4,0
42. Bird Feathers
43. Klact-Oveereds-Tene
44. Scrapple from the Apple
45. My Old Flame
46. Out of Nowhere
47. Don't Blame Me

Opgenomen: November 1947

48. Drifting on a Reed
49. Quasimodo
50. Charlie's Wig
51. Bongo Beep
52. Crazeology
53. How Deep Is the Ocean

Opgenomen: december 1947

Miles Davis: Trompet
Duke Jordan: Piano
Tommy Potter: Bas
Max Roach: Drums
J. J. Johnson: Tombone (alleen 48-53)

In een poging de woordinflatie wat tegen te gaan, pak ik de laatste twee sessie voor Dial even samen. Al met al is er ook niet veel veranderd sinds de laatste sessie, de band speelt nog in dezelfde samenstelling enzovoorts.

De sessie van november begint met drie composities van Parker zelf, waarvan vooral ‘Scrapple from the Apple’ een klassieker is geworden ('compositie' moet vaak met een korreltje zout worden genomen, deze track is bijvoorbeeld een schaamteloze variatie op Fat Wallers 'Honeysuckle Rose').

Daarna drie standards waarbij Parker weer ouderwets op de emoties kan spelen. Niet vernieuwend, maar altijd wonderbaarlijk om te horen wat voor een touch Parker had met melodie (leg zijn versie van ‘Out of Nowhere’ maar eens langs het stoffige origineel van Bing Crosby)

De band is in vorm en de composities zijn goed gekozen, een minpunt is wel de geluidskwaliteit die hier (het kan ook mijn verbeelding zijn) een stuk lager ligt dan op de andere Dial-sessies.

De sessies van december klinken weer een stukje beter, en ook leuk om nog maar eens een latere jazz-grootheid op deze opnames aan te treffen: Trombonist J.J. Johnson komt de band versterken.

Johnson zou uitgroeien tot één van de weinige sterren op de trombone van de naoorlogse jazz, maar had tot dan toe voornamelijk in swing-bands gespeeld (Benny Carter, Count Basie) en was wellicht zijn stijl nog aan het ontwikkelen hier. De meeste van zijn solo’s zijn namelijk niet héél bijzonder. Dat laatste geldt eigenlijk ook voor Davis, die -al dan niet tandenknarsend- met een bijrol genoegen neemt.

Jammer, want Parker zelf heeft echt een topdag, en tovert de ene naar de andere briljante riedel uit zijn instrument. Op zeker de helft van de tracks wordt het echter wat braafjes, als zijn saxofoon niet aan het woord is (voor Bebop-begrippen dan). De meest spannende composities, ‘Drifting On A Reed’ en Benny Harris- cover ‘Crazeology’, weten gelukkig wel de hele band aan de praat te krijgen, en ook op de afsluitende standard ‘How Deep Is The Ocean’ overtuigen alle solisten, al straalt geen enkele ster zo helder als die van Bird zelf.

Waardering: **** (November) ***1/2 (december)

avatar van Sandokan-veld
4,0
54. Another Hair-Do
55. Bluebird
56. Klaunstance
57. Bird Gets the Worm

Opgenomen: December 1947

De laatste sessie met de inmiddels bekende samenstelling Parker/Davis/Jordan/Potter/Roach, en deze keer ineens opgenomen in Detroit, vier dagen na de laatste -in New York opgenomen- sessie (17 om 21 december). Omdat na zoveel tracks met dezelfde line-up de inspiratie aan mijn kant wel een beetje op was, besloot ik even een pauze in te lassen, en het eerste deel van Miles Davis’ autobiografie te herlezen. Misschien was er iets interessants te melden over de reden om deze nummers in Michigan op te nemen.

Het boek is beter dan ik me herinner, althans, nu ik de namen en de muziek beter ken is de getuigenis van Davis duidelijk meer dan de waterval van egotripperij die me nog bijstond. Miles en ik bleken het vaak ook wel eens te zijn over de kwaliteit van de muziek, en tussen de regels geeft Davis zelfs ook toe dat hij op de oudere sessies nog wel moeite had met wennen aan de studio, en om de grote schoenen van Dizzy Gillespie op te vullen. Een paragraaf later kan hij weer genadeloos de meningen minachten van ‘witte recensenten die zelf niet eens spelen.’ Dus ja. Au.

Detroit was overigens, blijkbaar, gewoon de plek waar op dat moment de band werkte, omdat een zaaleigenaar ze had ingehuurd. Deze en de vorige sessie worden slechts in het voorbijgaan genoemd in het boek, als twee die snel door Parker werden ingeblikt voordat een nieuwe muzikantenstaking van kracht werd. Lees: snel nog even wat geld scoren om heroïne te kunnen kopen.

Misschien dat ik daarom -ook bij de vorige sessie- aanteken dat het allemaal wat gemakkelijk aanvoelt. Ik begin te denken dat het niet per se ligt aan de rest van de band, maar ook aan een soort creatieve luiheid van Parker. Deze vier nummers zijn uitstekend, maar ze voegen ook weer niet zo heel veel toe aan wat we al op deze compilatie hebben gehoord. Meer dan een oeuvre scheppen dat zijn talent waardig was, maakte Parker zich te vaak druk over kwantiteit en de cash die dat opleverde. En heel misschien - heilig huisje- hoor je dat er ook wel een beetje aan af.

Grappig genoeg staat hij zelf boven alle kritiek, want zodra hij de saxofoon aan zijn mond zet is het nog steeds bizar geniaal wat er komt uitgekwetterd, zelfs als het kennelijk -zoals hier- om haastwerk gaat. Van de rest van de band valt vooral het constante niveau van Max Roach op, al zijn ook sommige dingen die Miles Davis hier doet (bijvoorbeeld ‘Klaunstance’) technisch buitengewoon knap, en begint hij ook duidelijk een eigen stijl te ontwikkelen.
Stiekem blijf ik echter toch van mening dat Gillespie of Fats Navarro qua stijl beter hadden gepast bij deze muziek, maar ik ben natuurlijk ook gewoon een bleekscheet die zijn kop dicht moet houden.

Waardering: ****

avatar van Sandokan-veld
4,0
58. Barbados
59. Ah-Leu-Cha
60. Constellation
61. Parker's Mood

62. Perhaps
63. Marmaduke
64. Steeplechase
65. Merry-Go-Round


Opgenomen: September 1948

Miles Davis: Trompet (behalve 61)
John Lewis: Piano
Curley Russell: Bas
Max Roach: Drums

Vanwege o.a. een nieuwe muzikantenstaking duurt het bijna een jaar voordat we Parker weer terugzien in de studio. Dit zijn meteen de laatste sessies voor het Savoy-label, en daarmee bereiken we de finishlijn van deze verzamelaar/ veel te lange monoloog.
Parker zou na deze opnames nog ruim vijf jaar leven voordat zijn door drank en drugs gesloopte lichaam uiteindelijk de strijd opgaf, en nog een aantal relevante en/of omstreden studio-opnames maken, vooral voor het Verve-label. De mensen die erbij waren beweren echter over het algemeen dat de opnames voor Savoy en Dial er het beste in slaagden zijn genialiteit op de band te krijgen.

Deze twee sessies uit september 1948 laten een band horen die op twee plaatsen gewijzigd is. John Lewis keert terug op piano, en op bas ook een naam die al eerder voorbij kwam: Dillon Russell, beter bekend als ‘Curley’ (en niet ‘Curly’, zoals ik in een eerder deel onterecht beweer). De personele wijzigingen waren besloten door Miles Davis, althans volgens Miles Davis, die in zijn boek zichzelf benoemd tot feitelijke bandleider en klaagt dat Parker in deze periode niets meer was dan een verlopen junkie, die soms kwam opdagen en dan iedereen te weinig betaalde.

Davis krijgt dus de kans om de door hem verfoeide Duke Jordan uit de band te trappen. Hoewel het nooit duidelijk is geworden wat Davis precies tegen Jordan heeft, zou ik liegen als ik zou beweren dat de meer verfijnde, oorspronkelijke stijl van Lewis geen nieuwe dimensie geeft aan het bandgeluid.

Als Parker inderdaad al zo’n wrak was als Davis beweert, is daar op deze sessies overigens weinig van te merken. Welke sores hij in het dagelijks leven ook had, als hij de hoorn aan zijn mond zet komt er pure muzikaliteit uit. Davis, met zijn hoofd al half bij Birth of the Cool, speelt prettig en met zelfvertrouwen, en de enige kritiek die je op Lewis en Roach kan hebben is dat ze later in hun carriere nóg indrukwekkender zouden worden. ‘Barbados’ en ‘Au-Cheu-La’ zijn direct de grootste jazzklassiekers hier, maar de rest is ook goed. Fijn om af te sluiten met een hoogtepunt.

Waardering: ****1/2 (beide sessies)


Losse eindjes (epiloog):

1) Ik realiseer me dat ik erg weinig heb gezegd over wáárom deze opnames zo belangrijk zijn in de geschiedenis van de jazz, of waar ze passen in de tijdlijn van de ontwikkeling van Bebop. Het zou dan direct erg Wiki-achtig gaan aandoen, en uitleg van de muziektheorie laat ik ook liever aan anderen. Noobs op het gebied van moderne jazz/ bebop raad ik aan Dit Youtube-linkje eens te volgen, naar een concert van Bird en Diz uit 1945 (vroegere opnames van Bird zijn spaarzaam). Leuke aan dit filmpje is ook dat je de liner notes van Ira Gitler kan meelezen, die je aardig wegwijs maken in de voorgeschiedenis en relevantie van het bebop-fenomeen.

2) De autobiografie van Miles Davis herlezend, begon ik te vermoeden dat ik Davis in mijn eerdere stukjes een beetje te veel als een beginner heb neergezet. Hetzelfde geldt ook voor J. J. Johnson. Voor de duidelijkheid: beide mannen liepen al enige tijd mee in de jazzwereld, en waren al zeker een jaar onderdeel van de 'bebop'-scene in New York voordat we ze hier op plaat horen. Miles Davis, die eigenlijk minder onuitstaanbaar arrogant is dan ik me herinner (wat nog steeds wel vrij arrogant is) geeft ook ruiterlijk toe dat hij moest wennen aan het niveau van Parkers band en aan de toenmalige werkwijze in de studio. Dat de overgang naar het lp-tijdperk, waar meer tijd is om een idee uit te werken op een track, Davis spel in de studio ten goede komt is trouwens evident (luister: Dig; Miles Davis Volume 1 & Volume 2).

3) De muzikant die het meest meespeelt op deze opnames maar over wie ik het minste heb gezegd is bassist Tommy Potter. Als ik de naam opzoek in de Jazz Encyclopedia van wijlen de grote criticus Richard Cook blijk ik niet de enige te zijn die moeite heeft iets wezenlijks te melden over zijn spel: Cook begint te stellen dat het moeilijk is voor een bassist om te excelleren in de korte tracks van het 78rpm format, en sluit het lemma enigszins melancholisch af door te melden dat Potter rond de jaren zestig stopte als jazzmuzikant en voornamelijk in ziekenhuizen ging werken, maar: 'Luister naar veel van de belangrijke Parker-opnames: daar is hij [Potter], op tijd, het juiste ding aan het doen.'
Miles Davis kiest een andere insteek, een van de weinige keren dat hij iets concreets over Potter zegt in zijn autobiografie: '[Tommy] wurgde die bas altijd alsof het iemand was die hij haatte. Wij zeiden altijd tegen hem: Tommy, let that woman loose!'
Dus.

avatar van Tony
4,0
Top stuk weer Sander, petje af! Ben weer een klein beetje jazz wijzer geworden dankzij je bijdrage hier.

Gast
geplaatst: vandaag om 17:07 uur

geplaatst: vandaag om 17:07 uur

Let op: In verband met copyright is het op MusicMeter.nl niet toegestaan om de inhoud van externe websites over te nemen, ook niet met bronvermelding. Je mag natuurlijk wel een link naar een externe pagina plaatsen, samen met je eigen beschrijving of eventueel de eerste alinea van de tekst. Je krijgt deze waarschuwing omdat het er op lijkt dat je een lange tekst hebt geplakt in je bericht.

* denotes required fields.

Let op! Je gebruikersnaam is voor iedereen zichtbaar, en kun je later niet meer aanpassen.

* denotes required fields.