Bij m'n eerste luisterbeurt vond ik er maar niks aan, de tweede keer viel het meteen een stuk beter mee! Mijn recensie:
The Ruby Suns. De naam van deze Nieuw-Zeelandse indieband rond Ryan McPhun voert je meteen mee naar meer zomerse oorden, en hetzelfde geldt grotendeels ook voor de muziek van deze vrolijke bende, die met ‘Sea Lion’ aan haar tweede cd toe is.
‘Sea Lion’ opent met een bizarre mix van uitheemse instrumenten en geluiden, en even lijkt het alsof ik aan het luisteren ben naar een sfeervol relaxatieplaatje met natuurgeluiden van op de meest tot de verbeelding sprekende bestemmingen. Wat wil je, met een zomerse naam als The Ruby Suns en een dermate in het oog springende hoes moét je wel exotisch klinken. En dat is exact wat het geval is, ook wanneer de mysterieuze klanken overgaan in de eigenlijke openingssong ‘Blue Penguin’. Ook het weinig inventieve ‘Oh, Mojave’ zet dezelfde vrolijkheid voort. Allemaal goed en wel, al vrees ik meteen een beetje dat dit soort muziek geen hele cd lang kan boeien. Dat gevoel wordt nog meer versterkt bij het horen van ‘Tane Mahuta’, een instant klassieker voor zomerfeestjes, maar niet meteen een nummer waarin je veel muzikale hoogstandjes zal ontdekken.
Net wanneer ik mijn hoop op een verrassend cd’tje bijna opgeborgen heb, volgt echter een verrassende wending op ‘Sea Lion’. ‘There Are Birds’ is een psychedelisch pareltje dat enigszins doet denken aan de betere melancholische muziek van The Raveonettes. Nog meer verrassende referenties doemen op in ‘It’s Mwangi in front of me’, waarin de invloed van Sigur Rós duidelijk hoorbaar is. Of hoe exotische nummers niet per sé zo verschillend hoeven te zijn van feeërieke, maar koele IJslandse klanken. En het houdt niet op bij die twee knappe songs. Het allerbeste volgt nog met ‘Remember’, een wel héél fraai nummer dat zelfs als filmmuziek zou kunnen gecategoriseerd worden. Een soundtrack van het betoverende soort.
In het wat minder markante ‘Ole Rinka’ valt de vocale gelijkenis op tussen Ryan McPhun en James Mercer van The Shins. Toeval of niet dat ze in de VS beide op het Sub Pop label opereren? Hoe dan ook, daar waar Mercers stem absoluut een meerwaarde biedt aan de muziek van zijn band, past ook McPhuns stemgeluid uitstekend bij de klanken van The Ruby Suns.
‘Adventure Tour’ is een toepasselijke titel voor een heerlijk nummer dat inderdaad in de oren klinkt als een avontuurlijke trektocht doorheen een woud vol sfeervolle deuntjes en aparte instrumenten. ‘Kenya Dig It?’ biedt meer van dat leuks. Afsluiter ‘Morning Sun’ is zelfs voor deze excentrieke bende een buitenbeentje. Een hele resem muziekgenres passeert de revue op zes minuten en half tijd. Zelfs pure eighties new wave lijkt even door te klinken. Het maakt een mens best wel nieuwsgierig naar de manier waarop de Nieuw-Zeelanders dit live op een podium aanpakken.
En zo blijkt ‘Sea Lion’ ondanks de makke start toch een meer dan aangename plaat te zijn die enerzijds kan fungeren als achtergrondmuziek op een zonnige dag, maar anderzijds ook een ‘groeier’ is die bij elke luisterbeurt nog nieuwe muzikale verrassingen onthult. The Ruby Suns zijn niet bang om te experimenteren, maar toch klinken ze nergens geforceerd artistiek. Het is een spannende doch niet zo ambitieuze plaat, en net dat houdt het allemaal zo charmant. Bovendien: of het nu de luchtige liedjes aan het begin van het album of de ‘betere’ songs die daarop volgen zijn, vast staat dat The Ruby Suns telkens weer een glimlach op je gezicht weten te toveren.
http://www.digg.be/articles.php?id=2262 3.5*