Cyclorama is mijn volgende tussenstop in de discografie van Styx. Bij de hoes moet ook ik aan het collectief Hipgnosis denken waarover ik in februari een tentoonstelling in het
Groninger Museum bezocht. Het blijkt te kloppen: de absurdistische hoes is ontworpen door Storm Thorgerson die in de jaren '70 en '80 deel uitmaakte van het Londense collectief.
Na de nodige luisterbeurten heb ik me bijgelezen op de Engelstalige Wikipedia. Zo kom ik te weten over de breuk met Dennis DeYoung die tijdens zijn ziekte permanent werd vervangen door de Schotse Canadees Lawrence Gowan, een bekende naam in zijn land. Het komt niet chic over, maar de achtergronden van de breuk ken ik niet.
Voor mij is verrassend de terugkeer van Glen Burtnik, wiens composities ik op zijn vorige album met de groep (
Edge of the Century, 1990) zo zwak vond. Dit
Cyclorama bevalt stukken beter. Dat komt vast niet omdat Burtnik bij zijn terugkeer niet gitaar maar bas speelde, als vervanger van inmiddels parttimer Chuck Panozzo, die slechts op het melige
Bourgeois Pig speelt. Dat Panozzo het kalmer aan deed, heeft zijn medische redenen, is in zijn biografie '
The Grand Illusion: Love, Lies, and My Life with Styx' uit 2007 te lezen.
Nadat ik voorganger
Brave New World van vier jaar eerder met 3,5 waardeerde, is het geluid op dit
Cyclorama iets veranderd: soms heb ik het idee te luisteren naar aangename jaren '80-aor, ergens tussen Foreigner en Bad English in. Ik bedoel opener
Do Things My Way (zou goed hebben gepast bij de stemmen van zowel Lou Gramm als John Waite) met in het refrein een herkenbaar Styxkoortje; het midtempo
Waiting for Our Time heeft lekker akoestisch gitaarspel en opnieuw zo'n sterk refrein in de groepstraditie;
Killing the Thing that You Love is een powerballade met progachtige delen.
Verdwenen zijn de mierzoete ballades, die ik in tegenstelling tot de trouwe Styxfans juist niks vind; alleen daarom al ben ik niet rouwig om het vertrek van DeYoung. Toch is
Cyclorama niet balladeloos:
Yes I Can is er opnieuw eentje in de categorie "niet mijn ding",
Together is weliswaar steviger maar toch en
Fooling Yourself biedt 39 seconden acapella zang.
Hierboven werden terecht Beatlesinvloeden genoemd: in
Fields of the Brave en
More Love for the Money te horen.
Meligheid noemde ik al bij het korte
Bourgeois Pig; hierop volgt powerpop in
Kiss Your Ass Goodbye. Qua akkoorden en drumwerk heeft het in het refrein weg van
Denis in de versie van Blondie. Het klavecimbel in de brug en de koortjes zijn dan weer typisch Styx.
De bombast van Styx van weleer hoor ik voor het eerst volop in
These Are the Times en later in
Captain America en de toegankelijke progrock met fraai toetsenspel in
One with Everything.
Het album eindigt minder: met een dominante drumcomputer (!) in
Genki Desu Ka, na een korte stilte gevolgd door een geinig audiohoorspel met acteur/muzikant Jack Black van Tenacious D en een overbodige reprise van
Kiss Your Ass Goodbye en na nogmaals stilte wederom acapella zang.
Het liefst hoor ik Styx in zijn volle bombast, de aor-kant van de groep bevalt me ook goed. De ballades, Beatlesinvloeden, acapella nummers en meligheid sla ik liever over. Zes prima of sterke nummers: net als bij de voorganger kom ik uit op 3,5 ster.