Na ‘Christmas in the Heart’ hadden vele fans het vermoeden dat het Dylan’s zwanenzang zou zijn; een afscheid in tegendraadse stijl, zoals van hem verwacht kon worden. In 2012 kwam hij echter met alweer een nieuwe plaat, en daar zal niemand toch rouwig om zijn? Ik althans niet. En niet alleen omdat het Dylan is, maar ook omdat je er gewoon niet omheen kan; ‘Tempest’ is een verdomd goeie plaat geworden.
De cover-art van het album is opvallend zwoel. De hoes lijkt een haast smachtende vrouw af te beelden, ingekleurd met passionele tinten. Dat sluit wel aan bij enkele songs, zoals het beklemmende ‘Scarlet Town’ en ‘Soon After Midnight’. Op de achterkant staat een foto van Dylan – met coole zonnebril – aan het stuur van een Amerikaanse cabrio. Een subtiele hint, want de muziek klinkt op en top Amerikaans, en Dylan snuistert als vanouds, hoewel alles helderder klinkt (lees: de drassige moerassound van vooral ‘Modern Times’ is van het voorplan verdwenen), in de back catalogue van zijn muzikale hinterland en folkloristische roots. Zo mag ik hem in ieder geval héél graag horen.
Ook de muzikanten die hij heeft opgetrommeld om hem bij te staan (Dylan heeft wat de productie betreft weer zelf de honneurs waargenomen), mogen er wezen. Alleskunner David Hidalgo van Los Lobos is er weer bij, en ook de andere musici (onder andere Tony Garnier op bas en Charlie Sexton op gitaar) zijn beproefde sessiemuzikanten. De instrumentale ondersteuning is dan ook top, wat altijd belangrijk is, want hiermee wordt alvast de basis van een goeie plaat gelegd, en dat beseft Dylan als geen ander.
Wat meteen bij de eerste tonen van ‘Duquesne Whistle’ opvalt, is dat Dylan nog lang niet versleten is. Meer zelfs, de man lijkt nog wel een plaat of vijf in zich te hebben. Ik kan me nog goed de videoclip van dat nummer voor de geest halen. Daarin zagen we Dylan door de straten kolken met een soort posse; uiterst vermakelijk. Laten we echter de essentie daarbij niet vergeten; ‘Duquesne Whistle’ is een steengoede single. Met dank aan Dylan’s maatje Robert Hunter, die nog eens mocht meeschrijven. De groove die het nummer draagt, is haast onweerstaanbaar.
Daarna wordt er met ‘Soon After Midnight’ wat gas teruggenomen; resultaat is een tragere song, die me wel met gemak weet in te palmen. Dylan betoont zich op tekstueel vlak een romantische ziel, met zinsneden als
I’m searching for phrases, to sing your praises. De tekst wordt echter steeds donkerder, van gevaar (
A gal named Honey, took my money; she was passing by) over onheil (
They lie and dine in their blood / I’ll drag his corpse through the mud) naar pure desolaatheid (
It’s soon after midnight; and I don’t want nobody but you). Dylan draaft zo in minder dan 4 minuten over een scala aan gevoelens, en blijkt zo nog steeds in staat veel van zichzelf in één liedje te steken, zodat het een vertederend, onthutsend karakter krijgt.
‘Narrow Way’ heeft weer een wat vinniger karakter, maar heeft nooit tot mijn favorieten behoord. Het past iets minder in de geest van het album, heb ik altijd het gevoel. Daar hoeft niemand het verder mee eens te zijn, het is slechts een gevoel. ‘Long and Wasted Years’ is dan weer een ander paar mouwen. Deze song is weer wat korter, maar waar andere artiesten hun kortere songs steevast met pinnetjes bedekken, doet Dylan het omgekeerde; een zacht, tot contemplatie uitnodigend nummer is het resultaat. Hier horen we ook een eerste verwijzing naar The Beatles (
Shake it up baby, twist and shout), die verder op de plaat (en in het bijzonder John Lennon) nog aan bod zullen komen.
Dan komen we aan bij een ware tekstuele hoogvlieger, en omdat het ook instrumenteel heel erg snor zit (denk Zappa, of anders David Crosby), is dit gewoon één van Dylan’s beste nummers sinds ‘Blood on the Tracks’. Een gewaagde uitspraak, ik weet het, ik zal ze dan ook wat toedichten. De sfeer die door de muzikanten wordt geschept, houdt het midden tussen kabbelend en gejaagd, maar ook weer niet exact het midden. Er wordt soms een stukje buiten de lijntjes gekleurd (vooral de elektrische gitaar en bas tonen zich hier grootmeesters in). De tekst van Dylan is opvallend bijtend, met de slagzin
I pay in blood, but not my own als filosofisch fundament. Vooral onderstaande strofe vind ik markant:
Another politician pumping out the piss;
Another angry beggar blowing you a kiss;
You got the same eyes that your mother does;
If only you could prove who your father was;
Someone must have slipped a drug in your wine;
You gulped it down and you cross the line;
Man can’t live by bread alone;
I pay in blood, but not my own.
Meesterlijk, waarlijk. En zo gaat het maar door. De bittere schoonheid van het nummer heeft iets onbeschrijfelijks, zoals de meeste bijzondere songs. Ik laat verdere analyse dan ook achterwege, en kies ervoor om de magie zijn werk te laten doen, en er gewoon van te genieten.
‘Scarlet Town’ doet karakteristiek, zoals eerder gezegd, denken aan de hoes, maar heeft een dubbele bodem. De begeleiding zorgt namelijk ook voor iets sinisters. Die dreigende echo van een viool op de achtergrond mist zijn effect niet, en zelfs het mandolinespel heeft, als je er even voor gaat zitten, iets onheilspellends. ‘Scarlet Town’ lijkt Dylan’s versie van Sodom dan wel Gomorra (de Bijbelse tweelingsteden die hij maar al te goed zal kennen); een onguur oord waar allerlei zaken gebeuren die het daglicht niet verdragen (
Set ‘em Joe, play “Walkin’ the Floor”; play it for my flat-chested junkie whore) . Tegelijkertijd is het een plaats van hoop, waar universele waarheden hoogtij vieren (
If love is a sin, then beauty is a crime; all things are beautiful in their time). Het is, al bij al, een paradox:
The evil and the good livin’ side by side.
Het volgende nummer, ‘Early Roman Kings’, is zwaar onderhevig aan de blues van Muddy Waters, en klinkt simpelweg als een rip-off. Dat zal het, hoogstwaarschijnlijk, ook wel zijn, maar dat Dylan niet eens een bron of inspiratie vermeld, toont nog maar eens zijn rebelse en tegendraadse karakter. Mooi is het misschien niet, maar goed. ‘Early Roman Kings’ valt echter, net als ‘Narrow Way’ (dat me ook wel wat aan Waters doet denken) een beetje uit de toon, en daarmee ook uit de boot; het zwakste nummer van de plaat.
Laat dat de feestvreugde vooral niet ondermijnen, want met ‘Tin Angel’ toont Dylan meteen daarna dan weer het andere uiteinde van zijn kunnen. Waar ‘Scarlet Town’ op een schoorvoetende manier sinister klinkt, wordt op ‘Tin Angel’ niets aan het toeval overgelaten; de hele song ademt iets onguurs. Dat bedoel ik geenszins negatief, want dat geeft de song meteen ook heel veel ziel en drive. Bovendien is Dylan ook tekstueel weer op de top van zijn kunnen; die eerste strofe alleen al:
It was late last night when the boss came home;
To a deserted mansion and a desolate throne;
Servant said: “Boss, the lady’s gone;
She left this morning just ‘fore dawn”.
Dylan moet ongelooflijk geïnspireerd zijn geweest, want met de tekst van ‘Tin Angel’ kan je een heel aantal vellen vullen. Dat vind ik vaak zo mooi aan Dylan; dat hij geen kortaangebonden teksten schrijft, zijn heil veelal zoekt in woordspelletjes en niet vervalt in clichés. Akkoord, hij heeft z’n mindere periodes gehad (wie heeft die niet in ruim vijftig jaar?), maar dit is toch wel uitzonderlijk sterk.
‘Tin Angel’ blijkt op dat vlak echter slechts een opmaat voor de ware krachttoer van het album; de titeltrack, een epische vertelling over de ramp met de Titanic. Het was overigens op basis van deze albumtitel dat critici ervan uitgingen dat het Dylan’s laatste plaat zou worden; ‘The Tempest’ was namelijk ook Shakespeare’s laatste stuk. Dylan ontkrachtte dat gericht echter, door te stellen dat het aan- of afwezig zijn van het bepaald lidwoord van groot belang was. Hij zou ook nog gelijk krijgen, getuige zijn nieuwe album (dat echter wel uit covers bestaat).
Maar goed, het titelnummer dus. Tja, wat kan je daar nou nog over vertellen? In mijn ogen is dit gewoon een weergaloze song, een lange eulogie aan vermaarde, vergane gigant uit het verleden. Ik zet ‘m in het rijtje ‘Desolation Row’ / ‘Sad-Eyed Lady of the Lowlands’, met het risico op kritiek. Een belangrijk verschil met bijvoorbeeld ‘Desolation Row’ is echter dat deze tekst een veel realistischer karakter heeft, waar ‘Desolation Row’ een unieke melange van impressionisme en surrealisme is, met culturele referenties à gogo. Of Dylan zich voor de personages op feiten heeft gebaseerd, of het volledig eigen hersenspinsels zijn, laat ik in het midden; ik ervaar de tekst het liefst met een zo vrij mogelijke interpretatie; mijn eigen fantasie mag er ook nog iets aan hebben, toch?
Muzikaal wordt de tekst van Dylan mooi van opsmuk voorzien, en ik ontwaar ook een Keltisch tintje. Niet gek, daar het luxeschip in Southampton aanmeerde, en van daar onwetend op zijn eigen ondergang afstevende. Het nummer bestaat uit exact 45 strofes, en slaagt er op uiterst verdienstelijke wijs in gedurende bijna een vol kwartier geen seconde te vervelen. Als ik dan al ‘ns een occasioneel traantje laat, is het uit ontroering:
Jim Backus smiled, he never learned to swim; saw the little cripple child, and he gave his seat to him.
De afsluiter van het album is een eerbetoon aan een andere legendarische songsmid, John Lennon. Jammer genoeg werd hij veel te vroeg uit het leven gerukt, door een klojo die toevallig ‘The Catcher in the Rye’ van J.D. Salinger had gelezen. ‘Roll on John’ staat bol van de referenties, en verwijst onder andere naar ‘A Day in the Life’ (
I heard the news today, oh boy), de heimat van Lennon (
From the Liverpool docks to the red light Hamburg streets) en speelt ook wat met de oude bandnaam van The Beatles (
Down in the quarry with the Quarrymen). Bovendien is het fragment “Playing to the big crowds, playing to the cheap seats” volgens mij een slimme verwijzing naar Lennon’s beroemde opruiende quote:
For those of you in the cheap seats I'd like you to clap your hands to this one; the rest of you can just rattle your jewelry!
‘Roll on John’ is een mooie afsluiter, majestueus en raak. Een sonate van de ene Meester aan de Andere. Met hoofdletter.
Met ‘Tempest’ bewees Dylan in 2012 nog lang niet stuk te zijn. We zijn nu drie jaar verder, en echt nieuw geschreven materiaal is er sindsdien niet meer uitgekomen. De kwaliteit van deze CD doet mij echter nog steeds hopen op een nieuw album, met teksten van Dylan’s hand, en een instrumentele inkadering door rasmuzikanten waar Dylan zich goed mee kan amuseren. Want dat spreekt toch ook wel boekdelen, als je het album hebt beluisterd. Ik hoor geen uitgebluste, afgeschreven oudje; ik hoor een vitale, levenslustige muzikant en schrijver in hart en nieren.
4,5 sterren