Met: Miles Davis (trompet, piano op ‘Sid’s Ahead’); John Coltrane (tenorsax); Julian ‘Cannonball’ Adderley (altsax); Red Garland (piano, behalve op ‘Sid’s Ahead’); Paul Chambers (bas) ‘Philly’ Joe Jones (drums)
Na zijn terugkeer uit
Parijs bracht Miles Davis zijn oude band weer bij elkaar, inclusief John Coltrane, die weer in genade werd aangenomen nadat hij van de drugs afkickte. Aan het Grote Vijftal wordt ook nog 'Cannonball' Adderley toegevoegd, die op dat moment werd gezien als een van de rijzende sterren van de jazz.
Davis was duidelijk in zijn nopjes met deze band, en in twee korte sessies op februari en maart 1958 vereeuwigde hij de nieuwe sound in de Columbia-studio. Het resultaat is duidelijk minder gepolijst dan zijn eerdere werk voor het label, en mist ook een beetje de artistieke gedrevenheid die veel van zijn beste platen kenmerkt.
De kwaliteit van de band maakt wel veel goed: de perfect op elkaar ingespeelde ritmesectie van Garland/ Chambers/ Jones mag bijna de hele plaat stralen. John Coltrane had zijn tijd zonder Davis goed besteed, door in de band van Thelonious Monk
grote stappen te zetten richting zijn goddelijke status. Zijn hectische ideeënstorm past verrassend goed bij de bruisende bluesstijl van Adderley. Als je ze ‘licks’ hoort uitwisselen in opener ‘Dr. Jackle’ lijkt het wel of ze samen één brein delen.
Verder was het spelen van dit soort bop-klassiekers anno 1958, naar mijn idee, meer een kans op te scheppen over je eigen virtuositeit, dan echt een gewaagde creatieve keuze. Op dit album vinden we ook nog 'Two Bass Hit' (Dizzy Gillespie), 'Billy Boy' (Ahmad Jamal), en 'Straight, No Chaser (Monk). Lekker gespeeld allemaal, maar weinig verrassends. Op 'Sid’s Ahead', waar Garland op ontbreekt na een ruzie met Davis, lijkt laatstgenoemde dan weer te willen teruggrijpen op zijn succesformule van ‘Walkin’’ en ‘Blue and Boogie’, maar het resultaat mist de nodige spanning.
De ruzie met Garland was een veeg teken: snel na de opnames zou hij de band verlaten, waarmee een einde kwam aan ‘de ritmesectie’. Even later vertrok ook Jones, en met het aantrekken van hun vervangers Bill Evans en Jimmy Cobb was de opstelling van
Kind Of Blue een feit.
Op de titeltrack van
Milestones experimenteert de band al met de ‘modale’ jazz waarvan Davis later (enigszins onterecht) als uitvinder werd gezien. Het is direct de beste en meest interessante track van de plaat. Verder ben ik geneigd dit een overgangsplaat te noemen, al valt er nog genoeg te genieten: bijvoorbeeld de briljante solo’s van Adderley op ‘Two Bass Hit’ en vooral ‘Straight, No Chaser’. Nog meer dan op
Kind Of Blue lijkt de altsaxofonist in zijn element in deze bluesy, energieke opstelling.