‘Alsjeblieeeeeeft!’ riep Felix Meurders, toen hij het Betonuur presenteerde als vervanger van Alfred Lagarde. De slottonen van
Rapid Fire knalden tegelijkertijd door de ether. Het was een hete dinsdagmiddag in juli 1980 na een uitzending van Radio Tour de France, dat toen nog op Hilversum 3 werd uitgezonden. Lagarde lag waarschijnlijk op een strand met een fles whiskey onder zijn handdoek, maar Meurders kon óók enthousiast zijn. En dat voor één van de meest brute metalliedjes die de wereld toentertijd kende, een genre dat niet helemaal des Meurders was...
Mijn leven met
British Steel kent drie hoofdstukken. Allereerst 1980 of 1981, toen ik de prachtige hoes met het glanzende vinyl erin uit de bieb had geleend. De eerste Priest die ik in zijn geheel hoorde. Naast
Rapid Fire viel vooral
Steeler op, beide songs kregen als rapportcijfer een 12. Een 8 kreeg
Grinder, een 7 voor
You Don’t Have… en een 6 of lager voor meezingers als
Living after Midnight of
United, liedjes die niet mijn cassettebandje haalden. Ik vond deze plaat vergelijkbaar met de platen van Whitesnake in die dagen, de band die briljantjes afwisselde met fillers. Hoorde je één elpee van ze, dan had je van de helft plezier.
Hoofdstuk 2, de jaren 1993 - 1997, toen op MTV Beavis and Butthead
Breaking the Law keken en met hun karakteristieke stemmen meesnauwden. Deed ik vaak na in die dagen, onweerstaanbaar, ook al was ik inmiddels huisvader met kinderen. De clip van die track zag ik voor het eerst in deze show; hoe be-la-che-lijk wat ik daar kreeg te zien! Spinal Tap, zó slecht dat het weer leuk werd. Maar het ijzer van British Steel kreeg hier een gevoelige deuk. Meer roeststaal, zoals dat in menig Franse auto zat. Dat
Breaking the Law bij B&B
Washing the Dog werd, maakte het niet beter. Niet eerlijk om de band hierop af te rekenen, ik weet het, maar het leed was geschied.
Hoofdstuk 3, najaar 2018, de herkansing. Ik ben via streaming de catalogus van de band aan het doorspitten.
British Steel klinkt als het begin van een nieuwe fase voor de band met een zwaardere sound, zij het dat die al enigszins werd opgestart met
Killing Machine van twee jaar eerder. Jammer dat de drums nogal droog klinken in vergelijking met de albums uit 1980 van onder meer Sabbath, Saxon en Maiden; anderzijds is de gitaarsound überlekker, veel massiever dan voorheen.
Rapid Fire en
Steeler blijven mijn absolute favorieten, want snel en heavy en prachtig dreigend gezongen. Als een buitenaards wezen in mijn tuin zou landen en zou eisen: 'Let me hear what heavy metal is!' dan zou ik hem/haar/het deze songs laten horen.
De andere drie songs die ik goed vind zijn allemaal zwaar en slepend:
Metal Gods,
Grinder en nieuwe favoriet
The Rage, met verrassenderwijs een reggae-intro á la tijdgenoten Fischer-Z of The Police.
Matig of zelfs miskleunen vind ik de rest, die voor mij onder de categorie meezingers en partysongs vallen.
Afgelopen najaar las ik
Confess, de biografie van Rob Halford. Jammer genoeg vertelt hij hierin niet veel over de totstandkoming van deze plaat. Ik had bijvoorbeeld graag willen weten of de zwaardere sound bewust was gekozen met het oog op de NwoBhm, of dat het eenvoudigweg de volgende logische stap was.
Felix Meurders is tegenwoordig op zaterdagochtend te horen op Radio 5. Misschien moet ik
Rapid Fire aanvragen met het verzoek of hij weer zo heerlijk ‘Alsjeblieeeeeeft!’ wil roepen bij het slot. Wát een kickstarter blijft dit lied!