Dank
gigage, voor het noemen van UFO op Pinkpop Binnen. Even koeklen leert dat dit plaatsvond in november 1980 in Maastricht. Op YouTube vind ik daarvan deze
krakende videoversie van
Doctor Doctor terug.
Vanaf mijn ontdekking van UFO, zoals zovelen met hun liveklassieker
Strangers in the Night (1979), behoorde de groep tot de middenmoot qua favoriete bands. De laatste tien jaren echter groeiden ze gestaag naar plek bovenin mijn Champions League.
The Wild, the Willing and the Innocent verscheen in januari 1981 als opvolger van
No Place to Run en is zelf geproduceerd, waarbij Neil Carter was toegetreden als nieuwe man op keyboards en gitaar. De meeste keyboards zijn echter ingespeeld door een broer van technicus Gary Edwards, meldt Wikipedia.
In het boek 'High Stakes & Dangerous Men: The UFO Story' (2013) van Neil Daniels lees ik dat John Sloman in aanloop naar de elpee tijdelijk hand- en spandiensten voor de groep verrichtte, nadat Paul Raymond was overgestapt naar de Michael Schenker Group. De frontman van Uriah Heep hielp met pianopartijen, maar sloeg een aanbod om zich bij de groep aan te sluiten beleefd af.
De invloed van Sloman is hoorbaar. In het boek vertelt hij dat hij in 1981, zittend voor de tv, zag dat UFO hun nieuwe single
Lonely Heart promootte (#41 in het Verenigd Koninkrijk). Hij herkende het nummer: de pianopartijen waren door hem aangeleverd. Teksten en songtitels ontbraken op dat moment nog, die pende zanger Phil Mogg gewoontegetrouw pas op het allerlaatste moment neer. Sloman kreeg er geen credits voor, die gingen naar Mogg, gitarist Paul Chapman en bassist Pete Way.
Het andere nummer wat Sloman aanleverde was de schitterende ballade
Profession of Violence, waarin Mogg met alle beschikbare melancholie excelleert. Eén van mijn twee favoriete nummers van deze plaat.
De plaat opent met slidegitaren, waarna het slepende
Chains Chains losbrandt. Lekker nummer, waarna het eerste hoogtepunt van de plaat volgt. Sterker nog, één van de beste nummers in het oeuvre van UFO.
Long Gone is eveneens bluesachtig, maar heeft in het laatste deel (vanaf circa 4 minuten) een ondefinieerbare oneven maatsoort, magistraal gedrumd door de doorgaans vrij onopvallend spelende Andy Parker; hierna volgt een even magnifiek orkestraal einde.
De titelsong kent een meezingbaar achtergrondkoortje, het nummer keerde volgens de biografie in de jaren 2010 weer in de setlist terug.
Couldn’t Get It Right heeft halverwege een melancholisch-zingende gitaarsolo als die van een doedelzak, van het soort waar newwaveband Big Country twee jaar later furore mee zou maken.
Op de B-zijde bevallen alle nummers mij goed, met als uitschieter de al genoemde ballade. Op single
Lonely Heart klinkt ook een saxofoon, door Neil Carter ingespeeld en voor mij nog altijd lichtelijk misplaatst op dit rockalbum. Desondanks een sterke compositie.
Neil Carter was 22 toen hij bij UFO kwam en verliet de muziekindustrie acht jaar later, om als docent klarinet en saxofoon te gaan werken. In het boek vertelt hij dat één van zijn collega’s hem indertijd als fan op het beroemde Reading Festival zag. Die wist iets wat Carter was ontgaan. Er hingen drie ballonnen met de letters U, F en O boven het podium. Helaas waaide de U weg, onzichtbaar voor de band en tot hilariteit van het publiek. In 2019 keerde Carter terug bij de groep om daar opnieuw Paul Raymond te vervangen, nu vanwege het overlijden van laatstgenoemde.
Met opvallende en bij nadere bestudering zelfs bizarre hoescover, wederom van het collectief Hipgnosis, is dit één van de betere albums in de catalogus van de band. Zwakke nummers ontbreken en de twee absolute hoogtepunten kunnen zich meten met het beste van deze toch al legendarische band.