menu

Via deze pagina blijf je op de hoogte van recente stemmen, meningen en recensies van Sandokan-veld. Standaard zie je de activiteiten in de huidige en vorige maand. Je kunt ook voor een van de volgende perioden kiezen: januari 2023, februari 2023, maart 2023, april 2023, mei 2023, juni 2023, juli 2023, augustus 2023, september 2023, oktober 2023, november 2023, december 2023, januari 2024, februari 2024, maart 2024

Miles Davis - The New Miles Davis Quintet (1956) 3,5

29 februari 2020, 15:00 uur

Met: Miles Davis (trompet); John Coltrane (tenorsax, behalve op 2 ); Red Garland (piano); Paul Chambers (bas); ‘Philly’ Joe Jones (drums)

De moeizame klim naar de top naderde zijn voltooiing voor Miles Davis in de zomer van 1955, met een succesvol optreden op het jazzfestival in Newport. Ongeveer tegelijk bracht hij een nieuwe liveband bij elkaar die (arguably) zijn beste tot dan toe was, en versierde hij een platencontract bij het grote label Columbia.

Met de toetreding van John Coltrane, een tot dan toe bijna totaal obscure saxofonist uit Philadelphia, was de band een feit die onder Davisfans bekend staat als het ‘Eerste Grote Kwintet’ (dit ter onderscheid met het Tweede Grote Kwintet uit de jaren zestig, met Herbie Hancock en Wayne Shorter).
In november 1955, krap twee maanden na de eerste show met Coltrane, ging de band de studio in voor deze opnames. Het was de eerste van een aantal platen die Prestige nog tegoed had van Davis voordat hij kon beginnen aan zijn meer lucratieve periode bij Columbia.

Gek genoeg is deze plaat nooit een klassieker geworden, in tegenstelling tot zo’n beetje alle andere platen die Davis opnam met het Grote Kwintet, of met Coltrane in het algemeen. In overzichten wordt deze plaat soms niet eens genoemd. Het zal niet alleen maar aan het spuuglelijke hoesje liggen?

Ruime keuze zal er wel iets mee te maken hebben: Voor Prestige zou dezelfde band in 1956 nog het materiaal opnemen dat vier lp’s zou vullen (de Cookin’/ Relaxin’/ Steamin’/Workin’-serie). Hierop speelt de band al veel langer samen, en is een geoliede machine geworden. De eerste plaat voor Columbia, ‘Round About Midnight, laat dan weer een verfijning horen in opnamekwaliteit en materiaalkeuze die bij het krenterige Prestige onmogelijk was.

Miles mist die eigenschappen. De plaat biedt zes goed in het gehoor liggende, niet al te uitdagende muziekjes, meestal vertrouwde standards: ‘S’posin’’ (Fats Waller), 'Stablemates' (Benny Golson), of ‘Just Squeeze Me’ (Duke Ellington, hoewel Davis zijn versie baseerde op die van Ahmad Jamal). Jonge meisjes zullen ze nu meestal niet meer herkennen als popklassiekers, maar de materiaalkeuze zal toen geen jazzfan hebben verrast.

Nieuwere krachten Paul Chambers en John Coltrane zijn soms hoorbaar nog een beetje aan het wennen, voor Coltrane is het lastig zijn explosieve stijl in te kaderen voor studiowerk. Toch laat hij af en toe al mooie dingen horen (prima solo op 'S'posin'', bijvoorbeeld). Ook fijn is het om te horen met hoeveel zelfvertrouwen ‘Philly’ Joe Jones al speelt. Miles Davis zelf noemde de drummer ooit terecht de werkelijke motor van deze band.

Vaak gaan schrijvers van stukjes over jazz (inclusief ik) er vanuit dat iedereen de details wilt weten, terwijl iemand die nu een plaat van Miles Davis gaat beluisteren, meer waarschijnlijk gewoon een relaxed muziekje wil hebben voor de late avond. Wat dat betreft voldoet deze plaat gewoon prima, eigenlijk.
Alleen, de jazzluisteraar die zich niet echt in het de discografie verdiept zal dan eerder bij andere platen van Davis uitkomen. En zo zal dit altijd een plaatje blijven dat tussen wal en schip valt.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - Miles Davis and Milt Jackson Quintet / Sextet (1956) 3,5

23 februari 2020, 14:08 uur

Met: Miles Davis (trompet); Jackie McLean (altsax, alleen track 1 en 3 ); Milt Jackson (vibrafoon); Ray Bryant (piano); Percy Heath (bas); Art Taylor (drums)

De titel Quintet/ Sextet betekent niet dat er materiaal op deze plaat staat uit twee verschillende sessies: alle nummers werden opgenomen op 5 augustus 1955. Echter, altsaxofonist Jackie McLean, speelt alleen mee op ‘Dr Jackle’ en ‘Minor March’ (beide ook zijn composities).
Davis en McLean kregen na de opnames daarvan ruzie, volgens Davis omdat de saxofonist high was en niet meer met kritiek kon omgaan. Hoe dan ook leidde het ertoe dat McLean met slaande deuren vertrok. Feitelijk is het dus: sextet --> kwintet

Davis en McLean, junkiemaatjes van weleer en eerder samen te horen op o.a. Dig en Miles Davis, Volume 1, zouden daarna nooit meer samen in de studio verschijnen.

Het is ook in andere opzichten het einde van een tijdperk in Davis’ oeuvre: dit is de laatste plaat die hij maakte voordat hij zijn ‘First Classic Quintet’ bij elkaar zou brengen, een moment dat ongeveer samenviel met zijn overstap naar major label Columbia, en zijn grote doorbraak. Ook Percy Heath, tot op dat moment zo’n beetje Davis vaste studiobassist, zou hierna nooit meer op een plaat van Davis te horen zijn.

Vanaf het Grote Kwintet zou Davis meestal studio-opnames maken met zijn dagelijkse band (de band waarmee hij ook toerde), dit is dus ook een van de laatste platen waarvoor hij specifiek muzikanten inhuurt (een zogenaamde ‘all-star band’). Tegen de personele keuzes van Davis kun je zelden bezwaar maken, en ook hier niet: Al Taylor, Ray Bryant, Milt Jackson, allemaal gerespecteerde namen.

Davis eist echter de meeste tijd op voor zichzelf, waardoor vooral Jackson een beetje ondersneeuwt. Davis heeft inmiddels een heldere, soepele stijl ontwikkeld, en met vakmannen als Taylor en Heath levert dat een prima klinkend plaatje op. Het zijn wel de nummers met McLean waar het meeste leven in zit. High of niet, zijn solo’s brengen een nodige dosis speelsheid in het soms wel wat te degelijke bandgeluid.

Meer nog dan McLean echter drukt pianist Ray Bryant een opvallende stempel: voor mij is hij de meest onbekende hier, maar hij brengt een aangename Bud Powell-vibe mee die op sommige momenten de oren doet spitsen. Zijn korte solo's op de composities van McLean zijn albumhoogtepunten, en zijn compositie 'Changes' is een heerlijk bluesy uitsmijter, waarvan de nonchalante smeuïgheid Davis als gegoten zit.

Iets vaker dan op andere Davis-albums uit die tijd wordt teruggegrepen naar het bebop-geluid uit Davis’ begindagen. McLean, die de helft van de nummers schreef, was natuurlijk nog meer dan Miles Davis een discipel van Charlie Parker, wiens overlijden zes maanden eerder iedereen ook nog vers in het geheugen zal hebben gelegen.

Quintet/ Sextet is daarmee geen enorm baanbrekende plaat, en hoewel Davis prima speelt had hij nog wel iets meer ruimte mogen geven aan zijn talentvolle sidemen (en McLean binnenboord mogen houden). Verder is Quintet/ Sextet een behoorlijk aangenaam stukje muziek.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - Blue Moods (1955) 2,5

18 februari 2020, 15:35 uur

Met: Miles Davis (trompet); Britt Woodman (trombone); Teddy Charles (vibrafoon); Charles Mingus (bas); Elvin Jones (drums)

Tussendoortje van Miles Davis voor Debut, het label van Charles Mingus. Deze twee iconen van de moderne jazz waren al bevriend sinds eerstgenoemde rond 1947 naar MIngus´ geboorteplaats Los Angeles reisde, in het kielzog van hun beider mentor Charlie Parker.
Gezamenlijke studio-opnames zijn echter schaars, en hier treffen we beiden ook nog op de vooravond van hun grote doorbraken. Als dan ook nog Elvin Jones meedoet, later de hipste jazzdrummer van de jaren zestig, spitst de liefhebber vol verwachting zijn oren.

Er zijn helaas redenen waarom het resulterende album niet geldt als een klassieker. Niet voor niets worden op de site van ene Paul Losin (die redelijk obsessief alle informatie over de studiosessies van Miles Davis verzamelt) de arrangementen omschreven als ‘ponderous’, ofwel zwaarmoedig. Ook Davis zelf heeft in zijn autobiografie geen goed woord over voor deze sessie: ‘The playing didn’t have any fire,’ geeft hij toe.

Meer nog dan zwaarmoedig klinkt het soms ronduit plomp: Mingus en Teddy Charles, de arrangeurs en eigenlijk de meest dominante musici hier aanwezig, lijken hun noten met iets te veel nadruk in de oren van de luisteraar te willen hameren. Misschien daarom kan het spel van Davis en Britt Woodman (later ook in de band van Duke Ellington) op de meeste momenten niet ontstijgen aan het algemene gevoel van stroperigheid. Elvin Jones, ten slotte, laat soms subtiel zijn talent horen, maar is hier \niet het polyritmische wereldwonder van zijn latere werk.

De opnamekwaliteit is ook niet geweldig te noemen, waarmee een (voor die tijd al) erg kort album overblijft, dat op een luie avond, op zich, aangenaam voorbij glijdt, maar helaas een beetje te statisch is om me echt te boeien.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - The Musings of Miles (1955) 3,5

Alternatieve titel: The Beginning, 16 februari 2020, 10:19 uur

Met: Miles Davis (trompet); Red Garland (piano); Oscar Pettiford (bas); ‘Philly’ Joe Jones (drums)

Dit is de eerste ‘volledige’ lp van Miles Davis voor Prestige, dat wil zeggen, de eerste lp waarvan de muziek niet eerder op een ander lp-formaat werd uitgebracht (met kortere speelduur).

De plaat lijkt een beetje vergeten te zijn, binnen het lijvige oeuvre van Davis: zelfs de meester zelf beweert in zijn autobiografie abusievelijk dat deze sessie werd uitgebracht onder de titel ‘Miles Davis Quartet’, en blijkbaar vond geen redacteur het nodig om die fout te herstellen. Desondanks wordt hier best fijn gemusiceerd, bovendien door een oerversie van de band waarmee Davis korte tijd later furore zou maken.

Davis’ vaste saxofonist, de toen nog drugsverslaafde Sonny Rollins, ontbreekt hier. Een paar maanden later zou hij vervangen worden door John Coltrane, zou Paul Chambers de plaats achter de staande bas innemen, en was het ‘Eerste Klassieke Kwintet’ een feit. Van die band zijn Garland en Jones al present, maar Davis is dus de enige blazer. Nu is de trompettist niet altijd een solist die een hele lp lang in zijn eentje kan blijven boeien, dus dat zou je als een zwakte kunnen aanwijzen.

Gelukkig heeft hij hier een uitstekende dag: het trompetspel is van een soepele flair die het beste werk van Davis kenmerkt. Misschien dat de kwaliteit van de band ook het beste uit hem haalt. Hoewel ik Garland eigenlijk de zwakke schakel vind in de Davis-band van die tijd, begeleid hij hier uitstekend en zet ook een paar enorm lekkere solo’s op de plaat, met een ruimtelijke speelsheid die me soms wat aan Count Basie deed denken.

Ook ‘Philly’ Joe Jones maakt indruk. Net zoals zijn enige eerdere studiosessie met Davis uit 1953 (waar overigens Charlie Parker nog op meespeelde, die een paar maanden voor de opnames van deze plaat overleed) begrijp ik direct waarom Jones de favoriete drummer van Davis zou blijven. De kenmerkende koele lyriek krijgt hier een flinke stoot extra kracht, energie en textuur mee, en stijgt alleen al daarom eigenlijk direct boven (bijna) alles uit dat de trompettist tot dan toe had gedaan.

Muzikaal is het allemaal niet heel erg wereldschokkend: vier standards en twee ‘eigen composities’ (lees: een slap aftreksel van Thelonious Monk en een betrekkelijk eenvoudige blues). Bij het berucht krenterige Prestige-label, waar vaak geen tijd of geld was om lang te repeteren en schaven aan nieuwe composities, leverde het vaak de beste platen op als de muzikanten het zichzelf niet al te moeilijk maakten met het gekozen materiaal, en dat is hier dan ook niet anders.
Fijne plaat dus, al weet ik nou ook niet direct zeker of ik dit nog heel vaak ga draaien.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - Miles Davis and the Modern Jazz Giants (1959) 3,0

13 februari 2020, 20:09 uur

Met: Miles Davis (trompet); Thelonious Monk (piano); Milt Jackson (vibrafoon); Percy Heath (bas); Kenny Clarke (drums)
Behalve op ‘’Round Midnight’, Davis met John Coltrane (tenorsax); Red Garland (piano); Paul Chambers (bas); ‘Philly’ Joe Jones (drums)

Deze lp uit 1959 verzamelt vooral opnames uit december 1954 van een sessie met driekwart van The Modern Jazz Quartet (vandaar de titel), en de legendarische pianist Thelonious Monk. Deze werden eerder uitgebracht als Miles Davis All Stars Volume 1 en Volume 2. Het was dezelfde sessie als waarop ‘Bags’ Groove’ werd opgenomen, dat titelnummer zou worden van een andere lp, en hier dus ontbreekt.

‘’Round Midnight’ is als enige van een sessie van bijna twee jaar later, van de band met John Coltrane, die later bekend kwam te staan als Miles Davis’ ‘First Classic Quintet.’ Met datzelfde kwintet zou Davis van dit nummer ook een legendarische opname maken voor Columbia, met wie hij rond 1955 een lucratief platencontract afsloot.

Het is te begrijpen dat Prestige dit nummer van de plank haalde, om mee te liften op het latere succes van Davis. Maar: vergeleken met de bekender versie klinkt deze opname van ‘‘Round Midnight’, hoewel later opgenomen, als een demo’tje.

Op de enige andere niet eerder verschenen track, de eerste take van ‘The Man I Love’, horen we hoe pianist Thelonious Monk door het intro begint te praten, en de rest van de band tegen hem uitvaart. Misschien komt het daardoor, dat over deze sessie allerlei verhalen de ronde deden, over spanningen in de studio. Vooral Davis en Monk zouden vechtend over de vloer gerold hebben!

Davis ontkende die geruchten met klem, en met atypische zelfspot gaf hij toe dat Monk een stuk breder dan hem was, en hem waarschijnlijk door de muur had heen gegooid, als het echt vechten was geworden.

De geruchten over een vechtpartij mogen overdreven zijn, maar een bepaalde ongemakkelijkheid is zeker hoorbaar. In de tweede take van ‘The Man I Love’, waar het album mee opent, begint Monk rond de vijfde minuut te soleren op een manier die, zelfs voor zijn doen, dissonant klinkt.
Na een paar maten laat hij een stilte vallen die zo lang aanhoudt, dat Davis uiteindelijk zelf maar weer begint te toeteren. De pianist begint dan weer dwars door hem heen te spelen, en brengt zijn solo alsnog tot een -toegegeven- vrij virtuoos einde.

Meer dan onderlinge agressie klinkt het, eerlijk gezegd, alsof de band gewoon niet voldoende had gerepeteerd. Ook Miles Davis zelf klinkt op ‘Swing Spring’, nota bene zijn eigen compositie, alsof hij nog niet goed heeft bedacht wat hij nou eigenlijk wíl met zijn solo.

Als de band inderdaad niet voldoende ingespeeld is, is dat typerend voor het Prestige-label, berucht om zijn krenterigheid met studiotijd. Misschien daarom klinken voor mij de meeste tracks op deze plaat wat vluchtig, onaf zelfs (ondanks dat ik niet zo van de vibrafoon houdt, moet ik een uitzondering maken voor Milt Jackson, duidelijk de uitblinker hier. Op ‘Bemsha Swing’ speelt de hele band nog wel goed, al heb ik ook van deze Monk-compositie betere versies gehoord). Al met al kan ik bij herbeluistering niet verder gaan dan drie sterren, geruchten over vechtpartijen meegerekend.

Het zal natuurlijk ook gewoon aan mijn smaak liggen: zoals ik al schreef bij Bags’ Groove, is deze bandopstelling voor mij iets té artistiek en smaakvol om echt een volle lp mijn aandacht vast te houden. Dat dit de enige studiosessie is waarop legendes Monk en Davis samen te horen zijn, mag dan nog een interessante historische voetnoot heten.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - Bags' Groove (1957) 4,0

9 februari 2020, 16:44 uur

Met: Miles Davis (trompet); Percy Heath (bas); Kenny Clarke (drums); en
Op beide versies van ‘Bags’ Groove’: Thelonious Monk (piano); Milt Jackson (vibrafoon)
Op de andere tracks: Sonny Rollins (Tenorsax); Horace Silver (piano)

De eerste take van ‘Bags’ Groove’ werd door Prestige eerder uitgebracht op de 10”-lp Miles Davis All Stars, Volume 1. Het nummer is afkomstig van een studiosessie uit december 1954, waarvan de andere opnames later werd uitgebracht op de prima lp Miles Davis and the Modern Jazz Giants (1959). Waarom dit nummer werd losgeweekt van de rest, en gelijk met twee takes de A-kant van een andere lp mag vullen, is voor ons een vraag en voor wijlen labelbaas van Prestige Bob Weinstock een weet.

Dit nummer zal kennelijk wel zo populair zijn geweest dat het een lp met die titel rechtvaardigt, die dan maar gelijk twee versies laat horen. Ik zou het zelf niet direct in een playlist met hoogtepunten uit Davis’ oeuvre zetten, ook omdat het geluid van een vibrafoon me persoonlijk niet zo aanstaat.

De speler van dat instrument, Milt ‘Bags’ Jackson, tokkelt stijlvol op zijn plankjes en tekent ook voor de stijlvolle compositie, en wordt vergezeld van zijn gebruikelijke bassist Heath en drummer Clarke, als leden van het Modern Jazz Quartet bekend van hun uiterst stijlvolle en verantwoorde muziek. Met dat in combinatie met koele kikker Miles Davis, en de ultieme excentrieke jazzhipster Thelonious Monk, wordt het voor mijn smaak allemaal wel erg artistiek en gestileerd. Over twintig minuten verslapt mijn aandacht wel een beetje. Buiten dat is het best een fraai stuk muziek, in beide versies.

Mijn voorkeur heeft dan wel de B-kant, die eerder in 1954 werd opgenomen (en destijds werd uitgebracht op de 10”-lp Miles Davis with Sonny Rollins).
Rollins pakt een hoofdrol als componist van drie van de vier liedjes, die eigenlijk allemaal standards zijn geworden. De saxofonist is zich hier nog volop aan het ontwikkelen (en nog stevig aan de drugs), en het is duidelijk minder ‘bedacht’ en technisch hoogstaand dan veel van zijn latere werk. Vooral ‘Oleo’ lijkt bijna ter plekke te worden geïmproviseerd.

Dit is nauwelijks een kritiekpunt, want het zorgt voor een heerlijk speelse creativiteit bij Rollins, Davis, en vooral een uitblinkende Horace Silver. Drie van de meest invloedrijke jazzmuzikanten uit de jaren vijftig, allemaal op een cruciaal moment in hun ontwikkeling: verwennerij voor de jazz-minnende oren.

‘But Not For Me’, een wat meer conventionele keuze, zorgt voor welkome afwisseling. Deze klassieker van de gebroeders Gershwin haalt uit alle solisten het beste naar boven, vooral Davis zelf. Deze versie mag gezien worden als eerbetoon aan de door Davis zeer bewonderde pianist Ahmad Jamal, voor wie het een signature song was. Hier is het de kers op de taart van één van de fijnere sessies uit Davis' carrière tot dan toe.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis All Stars - Walkin' (1957) 3,5

8 februari 2020, 16:28 uur

Met: Miles Davis (trompet); J.J. Johnson (trombone op track 1,2 ); Lucky Thompson (Tenorsax op track 1, 2 ); Dave Schildkraut (altsax op track 3,5 ); Horace Silver (piano); Percy Heath (bas); Kenny Clarke (drums)

Opnames van twee sessies uit april 1954, die in 1957 verzameld werden op deze lp (NB correctie ingediend). De A-kant verscheen eerder op de 10”-lp Miles Davis All Star Sextet (1954). De B-kant werd eerder die maand opgenomen, en twee tracks hiervan stonden al eerder op de 10”-lp Miles Davis Quintet (ook 1954). Zo, de administratie is ook weer gedaan.

Geen verrassing dat de latere sessie op de A-kant staat, want Miles beschouwde dit (dixit zijn autobiografie) als een mijlpaal in zijn oeuvre. Dat hing kennelijk vooral samen met de mening van anderen: hij vertelt dat hij voor het eerst goede kritieken kreeg, en zich eindelijk serieus genomen voelde. Het titelnummer zou nog jaren een favoriet blijven in zijn livesets.

Kwestie van smaak, misschien. De sobere opzet van het nummer is smaakvol, maar op sommige momenten ook een beetje saai, vind ik. Het zou passen op de soundtrack van een zwartwit avant-gardefilm voor mensen die te veel Sartre lezen (een persoonlijke vriend van Davis, overigens).
Persoonlijk vind ik vooral de solo’s van Horace Silver en de altijd interessante Lucky Thompson de moeite waard, vooral omdat die nog wat leven in de brouwerij brengen. ‘Blue and Boogie’ is een stuk speelser, maar daarom als compositie ook wat minder interessant. Lekker nummer toch wel, en weer steekt Thompson er bovenuit.

Je kunt wel horen dat Davis zijn drugverleden achter zich aan het laten was, en wat meer zelfkritiek had op zijn spel in de studio. Ook de eerdere sessie klinkt verzorgd. ‘Solar’ zou later een standard worden, o.a. via Bill Evans. In deze oorspronkelijke versie (het zal niemand verbazen dat er wat controverse is over de vraag of Davis het nummer zelf schreef) horen we fijn spel van Davis, Silver, en bijrolspeler Schildkraut. De twee standards die volgen vallen niet heel erg op, in positieve of negatieve zin. Maar: de weg omhoog is ingezet.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis Quartet - Miles Davis Quartet (1954) 3,0

Alternatieve titel: Blue Haze, 2 februari 2020, 16:09 uur

Met Miles Davis (trompet); David Schildkraut (altsax op 1 ); Horace Silver (piano op 1, 2, 3, 5 ); John Lewis (piano op 6, 7, 8 ); Charles Mingus (piano op 4 ); Percy Heath (bas); Kenny Clarke (drums op 1); Art Blakey (drums op 1, 2, 3, 5 ); Max Roach (drums op 6, 7, 8 )

Heruitgave van Miles Davis Quartet (1954) met daarbij de toevoeging van ‘I’ll Remember April’, met David Schildkraut op altsax. Alle andere opnames zijn dus met een vierkoppige band. Hoewel Schildkraut geen saxofonist is waarvan het zweet in je bilnaad komt te staan (hij klinkt hier als een wat bedeesde Art Pepper) is hij een welkome toevoeging aan het kleurpalet. Verder een half uur alleen de koele, droge toon van Miles Davis kan de aandachtspanne nog wel eens te veel belasten.

De oudere sessie, met John Lewis op piano en Max Roach op drums, stamt uit mei 1953. Misschien omdat Prestige niet genoeg oefentijd gaf aan de muzikanten, misschien omdat Davis zelf nog te veel met zichzelf worstelde in die periode, hoe dan ook: de muziek is aardig, maar niet al te urgent. Het volstaat om het duo ‘Tune Up/ When the Lights Are Low’ te vergelijken met de versies die Davis een paar jaar later zou opnemen met zijn klassieke kwintet met Coltrane, duidelijk veel vitalere opnames.

Leuk is wel dat Charles Mingus de plek op de pianokruk overneemt van Lewis op ‘Smooch’, ook door hem meegeschreven. Het contrast (en de samenloop) tussen de vroege stijlen van Davis en Mingus is duidelijk hoorbaar, interessant voor fans van beide heren.

Horace Silver zorgt op de overige tracks (uit maart 1954) voor iets meer sjeu. Hij had een soulvolle, krachtige pianostijl die overdadig kan overkomen, maar zijn invloed op de ontwikkeling van Miles Davis wordt eigenlijk onderbelicht. Desondanks staan de beste opnames die ze samen maakten waarschijnlijk op andere platen. Het van onderhuidse spanning zinderende ‘Blue Haze’ is terecht het titelnummer, want veruit de beste opname op dit album.
Verder zoals hierboven al gezegd, geen plaat die de aandacht trekt, of die stoort op de achtergrond.

» details   » naar bericht  » reageer