menu

Via deze pagina blijf je op de hoogte van recente stemmen, meningen en recensies van Sandokan-veld. Standaard zie je de activiteiten in de huidige en vorige maand. Je kunt ook voor een van de volgende perioden kiezen: januari 2023, februari 2023, maart 2023, april 2023, mei 2023, juni 2023, juli 2023, augustus 2023, september 2023, oktober 2023, november 2023, december 2023, januari 2024, februari 2024, maart 2024

Miles Davis - Collectors' Items (1956) 3,0

30 januari 2020, 19:37 uur

Met Miles Davis (trompet); Sonny Rollins (tenorsax)
En op track 1-4: Charlie Parker (tenorsax); Walter Bishop, Jr. (piano); Percy Heath (bas); ‘Philly’ Joe Jones (drums)
Op track 5-7: Tommy Flanagan (piano); Paul Chambers (bas); Art Taylor (drums)

Net zoals de meeste volledige lp’s van Miles Davis op Prestige is dit in wezen een soort verzamelalbum, met materiaal uit twee verschillende sessies.

De eerste vier tracks stammen uit januari 1953. De nog verslaafde Miles Davis huurt twee medejunks in op de saxofoon: behalve Sonny Rollins (zo’n beetje Miles’ wingman in die periode) ook zijn oude baas Charlie Parker (om contractuele redenen op de hoes vermeld als ‘Charlie Chan’). Opvallend genoeg speelt zo’n beetje de grootste altsaxofonist uit de jazzgeschiedenis hier tenor (net als trouwens op de allereerste studiosessie van Miles Davis uit 1947).
Verder een leuk weetje voor fans van Miles Davis is dat dit zijn eerste studiosessie is met drummer ‘Philly’ Joe Jones, later onderdeel van het ‘eerste klassieke kwintet’ van Miles.

Volgens Davis probeerde Parker op dat moment te minderen met heroïne, en compenseerde hij dat door zich helemaal lam te zuipen. Het leverde de nodige spanningen op in de studio, maar uiteindelijk was Davis wel tevreden over de muziek.
Dat is gedeeltelijk terecht: ‘The Serpent’s Tooth’ is een van zijn betere bop-composities, en vooral de eerste take swingt heerlijk. ‘’Round Midnight’, niet per se de makkelijkste jazzcompositie, komt niet helemaal uit de verf omdat Davis onzeker klinkt en Parker gemakzuchtig, maar heeft toch wel zijn momenten. ‘Compulsion’ is een dan weer een aardige bopper, met een wat zelfzuchtige solo van Parker.

Al met al was het niet genoeg om een album mee te vullen, dus moest Davis later nog de studio in voor Prestige om zijn contract met hen te vervullen. De laatste drie tracks zijn veel later opgenomen, in maart 1956. Zijn stijl was intussen een stuk beter uitgekristalliseerd, en we horen de koele, lyrische trompetstijl waarmee hij later beroemd zou worden. Ook de inmiddels afgekickte Sonny Rollins laat een opmerkelijke groei zien, zijn smeuïge solo in het (kennelijk door John Coltrane geschreven) ‘Vierd Blues’ is een album-hoogtepunt. Verder valt op hoe dominant de baslijnen van Paul Chambers zijn, in vergelijking met de meer bescheiden stijl van Percy Heath.

Tracks als ‘’Round Midnight’, ‘Veird Blues’ en ‘In Your Own Sweet Way’ warden rond dezelfde tijd ook door Miles Davis’ ‘eerste klassieke kwintet’ opgenomen, en die versies zijn toch wel wat vitaler dan deze. Maar dit tussendoortje is, al met al, best aangenaam.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - Miles Davis, Vol. 2 (1955) 3,5

26 januari 2020, 19:13 uur

Met: Miles Davis (trompet); J.J. Johnson (trombone); Jimmy Heath (tenorsax); Gil Coggins (piano); Percy Heath (bas); Art Blakey (drums)

In tegenstelling tot de plaat die als ‘Volume 1’ op Musicmeter staat, is dit wél de oorspronkelijke 10”-lp uit 1953, en geen latere verzamelaar. De toevoegers op MuMe valt hier overigens weinig te verwijten: door de titels ‘Volume 1’ en ‘Volume 2’ een paar keer te hergebruiken, heeft Blue Note een beetje een zootje gemaakt van hun Miles Davis-catalogus.

Enfin. Al deze nummers komen uit dezelfde sessie, opgenomen op 20 april 1953. Miles Davis zegt in zijn boek dat hij zich de opnames vooral herinnert omdat hij samen met saxofonist Jimmy Heath enige moeite moest doen om aan heroïne te komen. Uiteindelijk wisten ze met een smoesje de studio te verlaten om te scoren bij Elmo Hope (ja, de legendarische jazzpianist Elmo Hope), die in de buurt woonde. Davis vertelt dat ze vervolgens de plaat maakten terwijl ze ‘high as a motherfucker’ waren.

Die Jimmy Heath komen we verder niet veel tegen in het oeuvre van Miles Davis. Interessant is wel dat hij onlangs pas overleed, op de respectabele leeftijd van 93 jaar. Zijn spel hier is lekker energiek en swingend, maar ook weer niet héél bijzonder. Diezelfde kwalificaties gelden ook voor de rest. Blakey en Johnson eisen vaak een grote rol op, en soms voelt het wat meer als een vroege Jazz Messengers-sessie dan een van Miles Davis.

De plaat moet het dus voornamelijk van zijn energie hebben, maar goed, het kan erger natuurlijk. Of er meer avontuurlijk gemusiceerd was als sommige betrokkenen niet ‘high as a motherfucker’ waren geweest, valt zoveel jaar later onmogelijk nog te bepalen.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - Miles Davis, Vol. 1 (1954) 4,0

25 januari 2020, 15:35 uur

Met: Miles Davis (trompet)
En op track 1-9: Jackie McLean (altsax); J.J. Johnson (trombone); Gil Coggins (piano); Oscar Pettiford (bas); Kenny Clarke (drums)
Op tracks 9: Horace Silver (piano); Percy Heath (bas); Art Blakey (drums)

Er zijn verschillende platen van Miles Davis die ‘Volume 1’ heten. Ik zal hier niet proberen de kluwen te ontwarren (Wikipedia kan de verwarde jazzfan soelaas bieden), maar de plaat bespreken met de hoes en tracklist zoals hierboven staan afgebeeld.

In dat geval hebben we het dus over een verzamel-cd van Blue Note uit 2001 (dus niet uit 1954). De eerste zes nummers werden oorspronkelijk uitgebracht op Young Man With a Horn. Dit was Davis’ eerste sessie voor Blue Note, en zijn enige plaat uit 1952. De oorspronkelijke 10”-lp staat op MusicMeter en op de albumpagina staat al een recensie van mij. Voor mensen die geen zin hebben de link aan te klikken: ik vind het wat gezapig, maar spontaniteit en spelplezier maken veel goed.

Een belangrijke opmerking voor moderne streamers is wel dat op Spotify dit deel van de verzamelaar
verkeerd is geüpload. Wie de titels aanklikt, hoort andere nummers dan bij die titels horen. Je kunt dus beter een andere goede verzamelaar opzoeken, zoals deze..
Dan mis je wel de drie alternatieve takes uit deze sessie die er hier zijn bijgeplakt, maar die zijn sowieso voer voor completisten.

De laatste zes nummers stammen uit maart 1954, bijna twee jaar later. Deze nummers stonden oorspronkelijk op een 10”-lp die verwarrend genoeg dan weer Volume 3 heette. Zoals op zijn meeste sessies uit 1954 maakt hij gebruik van pianist Horce Silver en bassist Percy Heath, met wie wellicht best een ‘klassiek kwintet’ te formeren was geweest, bijvoorbeeld met Kenny Clarke op drums en Sonny Rollins op sax.

Het liep (gelukkig voor John Coltrane) anders, maar voordat iedereen een andere weg insloeg maakte Davis wel een paar sterke platen met Silver op piano (ook b.v. Walkin’, en de b-kant van Bags’ Groove), die je kan zien als sleutelplaten in de ontwikkeling van de succesvolle ‘hardbop’-stroming in de jazz: moderne jazz dus, maar met stevige wortels in de blues en gospel.
Silver zou rond diezelfde tijd met drummer Art Blakey de ultieme hardbop-band oprichten, The Jazz Messengers. Dat Blakey op deze sessie dus ook de drummer is, maakt het historisch nog iets interessanter.

Silver is wel echt de uitblinker, met zijn romige, funky stijl. Iedereen speelt echter prima, al hoor ik liever Kenny Clarke achter de oude Miles Davis dan de wat hyperactieve Blakey. Of misschien is Miles zelf uiteindelijk toch niet echt de meest natuurlijke match voor dit soort hardbop. Alle zes nummers zijn verder dik oké, maar alleen tijdens de pianosolo’s van Silver spitsen mijn oren zich écht. Misschien is het daarom, dat deze opnames niet echt tot zijn klassiekers worden gerekend.

Desondanks een dikke vier sterren voor deze energieke hardbop. Met de magere vier sterren die ik al aan de ‘Young Man With A Horn’-opnames had uitgedeeld, laat het gemiddelde zich raden.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - And Horns (1956) 2,5

22 januari 2020, 21:44 uur

Met: Miles Davis (trompet); John Lewis (piano) en
Op track 1-4: Zoot Sims, Al Cohn (tenorsax); Sonny Truitt (trombone); Leonard Gaskin (bas); Kenny Clarke (drums)
Op tracks 5-9: Sonny Rollins (saxofoon); Bennie Green (trombone); Percy Heath (bas); Roy Haynes (drums)

Deze plaat verzamelt de allereerste sessie van Miles Davis voor Prestige, meteen één van zijn rommeligste, samen met juist een van zijn meest netjes gearrangeerde sessies voor het label. Beide komen wat tekort om tot zijn meest interessante werk te worden gerekend.

Prestige krijgt veel kritiek van jazzfans als label dat alles zo goedkoop mogelijk wilde doen, muzikanten niet de tijd gaf te repeteren, ze liet betalen voor hun eigen studiotijd, etc. Tegelijkertijd gaf het label een thuis aan veel van de lastigste muzikanten (en lastigst te verkopen muzikanten) uit die tijd. Zo was labelbaas Bob Weinstock de enige die het op dat moment aandurfde Miles Davis een platencontract te geven, toen een jongen met een flink drugsprobleem die nog niet veel had bereikt.

Zijn eerste sessie voor het label werd opgenomen op 17 januari 1951, en behelst de tweede helft van deze verzamelaar. De opnames werden achter een sessie van Charlie Parker van dezelfde dag gepropt, waar Davis ook op meespeelde.

Later beweerde hij dat hij daardoor moe was, en niet goed speelde. De rest is ook niet geweldig, naar mijn mening, al is het lastig oordelen over de ritmesectie vanwege de matige geluidskwaliteit. Sonny Rollins, die, toegegeven, nog niet veel ervaring had in de studio, klinkt op sommige momenten als een onzeker groentje. Het idee blijft vooral hangen dat in eigen tracks als ‘Morpheus’ (Lewis) en ‘Down’ (Davis) meer had gezeten, als de band er wat meer tijd voor had genomen.

De eerste vier tracks op And Horns zijn het andere uiterste: vier door vakman Al Cohn gecomponeerde en gearrangeerde nummers, alles tot in de puntjes uitgewerkt. Drie zijn er speciaal voor de sessie geschreven. Cohn houdt rekening met zijn doelgroep: de nummers klinken als blauwdrukken van Birth of the Cool, met een extra scheutje Ellington. Hij komt zelf ook meespelen en neemt zijn vriendje Zoot Sims mee. Reuzegezellig!

Maar: ook wel een beetje saai. Davis zou later klagen dat hij zich gedwongen voelde om deze veilige muziek op te nemen, nadat zijn vorige sessie voor Prestige nogal in de soep was gelopen. Die sessie, met een behoorlijk bezopen Charlie Parker, vinden we op Collectors' Items, en is inderdaad een stuk minder verzorgd. Maar eerlijk gezegd luister ik liever naar die opnames, dan deze weinig spannende deuntjes.

» details   » naar bericht  » reageer  

Pearl Jam - Merkinball (1995) 4,0

22 januari 2020, 18:47 uur

stem geplaatst

» details  

Clifford Brown and Max Roach - At Basin Street (1956) 4,5

18 januari 2020, 11:28 uur

stem gewijzigd, oorspronkelijke stem was 4,0 sterren

» details  

Miles Davis - Blue Period (1953) 2,5

16 januari 2020, 20:50 uur

Thematisch bijeengebracht plukje Miles Davis-opnames uit 1951, uit de tijd dat hij en Sonny Rollins meer tijd kwijt waren met heroïne scoren dan goede muziek maken.

'Bluing' en 'Out of the Blue' stammen uit oktober van dat jaar, een aardige sessie met Rollins, McLean (altsax) en Walter Bishop, Jr. (piano), Tommy Potter (bas) en Art Blakey (drums). De openingstrack is wellicht het beste wat die sessies hebben voortgebracht, vanwege een mooie, gloedvolle solo van Davis aan het begin. McLean steelt de show met een korte maar puntgave solo op 'Out of the Blue.'

Desondanks klinken beide nummers een beetje onderontwikkeld, missen ze iets eigens, ondanks het jeugdige enthousiasme van Blakey en McLean die hun best doen de pit er een beetje in te houden. Dit was één van de eerste sessies die voor lp-release werden opgenomen (in plaats van het single-formaat waar nummers tot drie minuten beperkt moesten blijven), en de indruk is een beetje dat die tijd moest worden vol gespeeld. Deze opnames kwamen later terug op de langspeelplaat Dig, die als geheel een stuk beter te genieten is.

Tussen die twee tracks wordt 'Blue Room' geplempt, tien maanden ouder maar weer met Davis en Rollins, nu met John Lewis op piano, Percy Heath op bas, en Roy Haynes op drums. De geluidskwaliteit is zelfs voor Prestige-begrippen abominabel, wat op zich niet uitmaakt want de track is toch al niet te best. Dieptepunt is de korte solo van Rollins op het einde, die klinkt alsof hij net wakker is. Twee takes van dit nummer verschenen later op de lp Miles Davis And Horns (1956), en op de tweede take speelt Rollins niet eens meer mee. Het kost geen moeite om te begrijpen waarom.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - Birth of the Cool (1957) 3,5

15 januari 2020, 18:46 uur

Opnames van drie sessies met nonet met: Miles Davis – trompet; Gerry Mulligan – Baritonsax; Lee Konitz – Altsax; Bill Barber – tuba; plus teveel anderen om los op te noemen (de nieuwsgierige lezer kijkt zelf op Wikipedia).

Net als de meeste jonge jazzmuzikanten in de jaren veertig, was Miles Davis een groot bewonderaar van Charlie Parker en Dizzy Gillespie. Hun bebop-geluid, met zijn snelle akkoordenwisselingen en het toonladders alle hoeken van de kamer laten zien, zou echter nooit écht goed bij hem passen. Zoals het jazzpubliek later zou ontdekken, lag de kwaliteit van Davis als muzikant ergens anders: koeltjes rondhangen in het middenregister; het bluesy understatement; de meer verfijnde melodie.

Hoewel hij een tijd lang trompet speelde in de band van Charlie Parker, wilde hij het rond 1948 over een andere boeg gooien. Hij had inmiddels vriendschap gesloten met arrangeur Gil Evans, met wie hij veel filosofeerde over de toekomst van de muziek. Niet iedere jonge muzikant hield van de technische complexiteit en het drukke geluid van de bebop, en veel van hen zochten net als Davis naar een elegantere stijl.

In de loop van 1948 speelde Davis een aantal liveshows met een nonet (negenkoppige band), met muziek die verder bouwde op deze ideeën: modern en individualistisch zoals bebop, maar ook inspiratie halend uit klassieke koormuziek en impressionisme. Buiten Davis en Evans waren de sleutelfiguren pianist John Lewis, en baritonsaxofonist Gerry Mulligan. Beide droegen een aantal arrangementen bij, vooral Mulligan, die hier eigenlijk wel als co-leider mag worden aangemerkt.

Het nonet zou niet veel shows spelen, maar genoeg om gespot te worden door een scout van platenmaatschappij Capitol. Het leidde tot deze opnamen, aan het tape toevertrouwd in twee sessies in 1949, en één in 1950 (de samenstelling van de band varieerde iets per sessie, hierboven noem ik alleen de vier muzikanten die er elke sessie bij waren). Capitol bracht vier singles uit met elk twee nummers, maar de verkoopcijfers vielen tegen, en iedereen ging zijns weegs.

Maar een jaar of zeven later was de tijdgeest bijzonder vriendelijk geweest voor de carrières van de belangrijkste muzikanten (Davis, Mulligan, Lewis en altsaxofonist Lee Konitz waren allemaal sterren), en ook voor deze vorm van meer relaxte, klassiek melodieuze jazz. (Vooral) witte muzikanten als Stan Getz, Dave Brubeck en Gerry Mulligan brachten dit soort relaxte, klassiek beïnvloede jazz naar een groot publiek, en noemden het ‘Cool Jazz’. En zo werd in 1957 deze lp als een vergeten juweel opnieuw uitgebracht: ‘Birth of the Cool.’

(NB de muziek van de band van Claude Thornhill, waar Davis een groot deel van zijn ideeën en ook Gil Evans, Gerry Mulligan en Lee Konitz vandaan haalde, werden later dan weer uitgebracht als The Real Birth of the Cool.
Wie nou precies wat geboren liet worden, en welke huidskleur die persoon heeft, is vrees ik een discussie zonder einde.)

Maar goed, wat vind ik er nou zelf van? In zijn streven is de plaat geslaagd, denk ik. De arrangementen zijn soms wonderschoon, en worden op smaak gebracht met fijne solo’s. Miles Davis voelt zich duidelijk comfortabeler dan op veel van zijn studiowerk met Charlie Parker, en ook Mulligan is krachtig en zelfverzekerd. Van de solisten maakt echter altsaxofonist Lee Konitz de meeste indruk, met zijn sprankelende spel waarmee hij zich presenteert als zowel een belangrijke erfgenaam als een volstrekte tegenpool van Charlie Parker.

Tegelijkertijd heb ik soms een beetje moeite om mijn aandacht erbij te houden. In vergelijking met veel spannendere dingen die de volgende twee decennia in de jazz zouden gebeuren, klinkt Birth of the Cool toch wat braaf en gedateerd. Dat is natuurlijk een kwestie van smaak: zelf trek ik meestal meer naar wat meer rauwe jazz. Dit is me net iets té gearrangeerd. Het is misschien ook jammer dat deze opnames nét voor het lp-tijdperk plaatsvonden. Alles blijft netjes binnen de grens van drieënhalve minuut en de solisten kunnen niet écht tot het uiterste gaan.

Zo blijft het voor mij toch een beetje achtergrondmuziek. Desondanks: fraaie arrangementen, goede composities, uitstekende spelers, goede plaat. En de sleutelrol van deze opnames in de ontwikkeling van de naoorlogse jazz kun je nauwelijks ontkennen, natuurlijk.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - Young Man with a Horn (1952) 4,0

15 januari 2020, 10:33 uur

Miles Davis- trompet; J. J. Johnson- trombone (behalve 3 en 6); Jackie McLean- altsax (behalve 3 en 6); Gil Coggins- piano; Oscar Pettiford- bas; Kenny Clarke- drums

Miles Davis startte zijn carrière veelbelovend als trompettist in de legendarische band van Charlie Parker, maar na het tegenvallende succes van zijn vroege solowerk (o.a. het nu klassiek geachte Birth of the Cool) zakte hij weg in een heroïneverslaving. Begin jaren vijftig nam hij mondjesmaat nog platen op, vooral voor Prestige, het enige label dat nog geld in hem durfde te steken.

Het enige label? Nee, want ook Blue Note verwelkomde Davis tijdens deze periode een paar keer in de studio. De eerste van drie sessies voor Blue Note vond plaats op 9 mei 1952, en het is gelijk de enige plaat die Davis dat jaar zou opnemen en uitbrengen.

Deze plaat kom je zelden tegen in lijstjes met Davis-klassiekers. Heel soms wordt ‘Young Man With A Horn’ wel genoemd als sleutelplaat in de ontwikkeling van de hardbop-stroming, al vind ik dat een béétje gezocht. Althans: als bopmuzikanten gaan spelen op een bluesy manier dan heb je al bijna hardbop, natuurlijk (zelf zou ik eerder Walkin’ (opgenomen in 1954) beschouwen als de eerste ‘hardbopplaat’ van Miles Davis, maar goed, dat is een discussie voor haarklovers).

Bluesy en relaxed dus, om niet te zeggen: een beetje gemakzuchtig. Met het gekozen materiaal werd duidelijk niet gestreefd naar een originaliteitsprijs (vier redelijk platgetreden standards, twee gerecyclede versies van eerder opgenomen eigen composities), en het spel is niet al te ambitieus. De sfeer is er één van: lekker dagje in de studio, paar centjes bij elkaar toeteren. Als je kunt horen dat Davis in deze periode de weg kwijt is, dan is het vooral vanwege dat.

Het zou een zwakte kunnen zijn, maar gek genoeg vind ik het hier niet zo erg. Bij latere platen gaat de koele hipster-artistiekerigheid van Miles Davis me nog wel eens irriteren. Hier krijg ik bijna het gevoel dat ik kan horen hoe het zou zijn geweest een band als dit in een jazzclub te hebben gezien, zeventig jaar geleden. Heerlijk ongedwongen en vriendelijke muziek, zonder al te veel pretenties maar met veel spelplezier.

De plaat opent met een verrukkelijke versie van ‘Dear Old Stockholm’: een melodie die gemaakt lijkt te zijn voor de lyrische koelheid van Davis. De trompet zweeft heerlijk droog over de subtiele groove van Clarke en Pettiford. Genieten! Die smeuïgheid komt ook terug in de ballads ‘Yesterday’ en ‘How Deep Is The Ocean’, waar Davis als enige soleert. De speelsheid van sidemen McLean en Johnson komt dan weer goed van pas op de andere tracks, heerlijke stuiterbop waarbij met name ‘Woody ’n You’ niet te versmaden is.
Alfred Lion (eigenaar van Blue Note) staat bekend als één van de beste jazzproducers van zijn tijd, en ook deze plaat heeft een mooi helder, gedefinieerd geluid, zeker vergeleken met sommige opnames van Davis voor Prestige.

Uiteraard zijn er grotere klassiekers binnen het oeuvre van Davis, maar ik vind dit gewoon een erg lekkere plaat.
(NB Nadat het formaat 10”-lp in onbruik raakte, bracht Blue Note zijn Davis Sessies opnieuw uit als Miles Davis Volume 1 en Miles Davis Volume 2, de meeste luisteraars zullen deze opnames nu beluisteren onder één van die titels).

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - The New Sounds (1951) 3,0

15 januari 2020, 09:49 uur

stem gewijzigd, oorspronkelijke stem was 3,5 sterren

» details  

Miles Davis - Milestones (1958) 4,0

13 januari 2020, 21:55 uur

Met: Miles Davis (trompet, piano op ‘Sid’s Ahead’); John Coltrane (tenorsax); Julian ‘Cannonball’ Adderley (altsax); Red Garland (piano, behalve op ‘Sid’s Ahead’); Paul Chambers (bas) ‘Philly’ Joe Jones (drums)

Na zijn terugkeer uit Parijs bracht Miles Davis zijn oude band weer bij elkaar, inclusief John Coltrane, die weer in genade werd aangenomen nadat hij van de drugs afkickte. Aan het Grote Vijftal wordt ook nog 'Cannonball' Adderley toegevoegd, die op dat moment werd gezien als een van de rijzende sterren van de jazz.

Davis was duidelijk in zijn nopjes met deze band, en in twee korte sessies op februari en maart 1958 vereeuwigde hij de nieuwe sound in de Columbia-studio. Het resultaat is duidelijk minder gepolijst dan zijn eerdere werk voor het label, en mist ook een beetje de artistieke gedrevenheid die veel van zijn beste platen kenmerkt.

De kwaliteit van de band maakt wel veel goed: de perfect op elkaar ingespeelde ritmesectie van Garland/ Chambers/ Jones mag bijna de hele plaat stralen. John Coltrane had zijn tijd zonder Davis goed besteed, door in de band van Thelonious Monk grote stappen te zetten richting zijn goddelijke status. Zijn hectische ideeënstorm past verrassend goed bij de bruisende bluesstijl van Adderley. Als je ze ‘licks’ hoort uitwisselen in opener ‘Dr. Jackle’ lijkt het wel of ze samen één brein delen.

Verder was het spelen van dit soort bop-klassiekers anno 1958, naar mijn idee, meer een kans op te scheppen over je eigen virtuositeit, dan echt een gewaagde creatieve keuze. Op dit album vinden we ook nog 'Two Bass Hit' (Dizzy Gillespie), 'Billy Boy' (Ahmad Jamal), en 'Straight, No Chaser (Monk). Lekker gespeeld allemaal, maar weinig verrassends. Op 'Sid’s Ahead', waar Garland op ontbreekt na een ruzie met Davis, lijkt laatstgenoemde dan weer te willen teruggrijpen op zijn succesformule van ‘Walkin’’ en ‘Blue and Boogie’, maar het resultaat mist de nodige spanning.

De ruzie met Garland was een veeg teken: snel na de opnames zou hij de band verlaten, waarmee een einde kwam aan ‘de ritmesectie’. Even later vertrok ook Jones, en met het aantrekken van hun vervangers Bill Evans en Jimmy Cobb was de opstelling van Kind Of Blue een feit.

Op de titeltrack van Milestones experimenteert de band al met de ‘modale’ jazz waarvan Davis later (enigszins onterecht) als uitvinder werd gezien. Het is direct de beste en meest interessante track van de plaat. Verder ben ik geneigd dit een overgangsplaat te noemen, al valt er nog genoeg te genieten: bijvoorbeeld de briljante solo’s van Adderley op ‘Two Bass Hit’ en vooral ‘Straight, No Chaser’. Nog meer dan op Kind Of Blue lijkt de altsaxofonist in zijn element in deze bluesy, energieke opstelling.

» details   » naar bericht  » reageer  

Miles Davis - Bags' Groove (1957) 4,0

12 januari 2020, 11:41 uur

Met: Miles Davis (trompet); Percy Heath (bas); Kenny Clarke (drums); en
Op beide versies van ‘Bags’ Groove’: Thelonious Monk (piano); Milt Jackson (vibrafoon)
Op de andere tracks: Sonny Rollins (Tenorsax); Horace Silver (piano)

De eerste take van ‘Bags’ Groove’ werd door Prestige eerder uitgebracht op de 10”-lp Miles Davis All Stars, Volume 1. Het nummer is afkomstig van een studiosessie uit december 1954, waarvan de andere opnames later werd uitgebracht op de prima lp Miles Davis and the Modern Jazz Giants (1959). Waarom dit nummer werd losgeweekt van de rest, en gelijk met twee takes de A-kant van een andere lp mag vullen, is voor ons een vraag en voor wijlen labelbaas van Prestige Bob Weinstock een weet.

Dit nummer zal kennelijk wel zo populair zijn geweest dat het een lp met die titel rechtvaardigt, die dan maar gelijk twee versies laat horen. Ik zou het zelf niet direct in een playlist met hoogtepunten uit Davis’ oeuvre zetten, ook omdat het geluid van een vibrafoon me persoonlijk niet zo aanstaat.

De speler van dat instrument, Milt ‘Bags’ Jackson, tokkelt stijlvol op zijn plankjes en tekent ook voor de stijlvolle compositie, en wordt vergezeld van zijn gebruikelijke bassist Heath en drummer Clarke, als leden van het Modern Jazz Quartet bekend van hun uiterst stijlvolle en verantwoorde muziek. Met dat in combinatie met koele kikker Miles Davis, en de ultieme excentrieke jazzhipster Thelonious Monk, wordt het voor mijn smaak allemaal wel erg artistiek en gestileerd. Over twintig minuten verslapt mijn aandacht wel een beetje. Buiten dat is het best een fraai stuk muziek, in beide versies.

Mijn voorkeur heeft dan wel de B-kant, die eerder in 1954 werd opgenomen (en destijds werd uitgebracht op de 10”-lp Miles Davis with Sonny Rollins).
Rollins pakt een hoofdrol als componist van drie van de vier liedjes, die eigenlijk allemaal standards zijn geworden. De saxofonist is zich hier nog volop aan het ontwikkelen (en nog stevig aan de drugs), en het is duidelijk minder ‘bedacht’ en technisch hoogstaand dan veel van zijn latere werk. Vooral ‘Oleo’ lijkt bijna ter plekke te worden geïmproviseerd.

Dit is nauwelijks een kritiekpunt, want het zorgt voor een heerlijk speelse creativiteit bij Rollins, Davis, en vooral een uitblinkende Horace Silver. Drie van de meest invloedrijke jazzmuzikanten uit de jaren vijftig, allemaal op een cruciaal moment in hun ontwikkeling: verwennerij voor de jazz-minnende oren.

‘But Not For Me’, een wat meer conventionele keuze, zorgt voor welkome afwisseling. Deze klassieker van de gebroeders Gershwin haalt uit alle solisten het beste naar boven, vooral Davis zelf. Deze versie mag gezien worden als eerbetoon aan de door Davis zeer bewonderde pianist Ahmad Jamal, voor wie het een signature song was. Hier is het de kers op de taart van één van de fijnere sessies uit Davis' carrière tot dan toe.

» details   » naar bericht  » reageer  

Andrew Hill - Black Fire (1964) 4,0

4 januari 2020, 14:55 uur

stem gewijzigd, oorspronkelijke stem was 3,5 sterren

» details