Door zo'n fantastische berichten als die hierboven wijk je maar al te graag af van je normale luisterlijst. Geen zorgen dus Soledad, jouw roep in de woestijn werd gehoord en in dank aangenomen
‘The Modern Jazz Quartet’ - had ik tijdens mijn jazzbegindagen die naam niet zien vallen bij
Out to Lunch!? En jawel, dat bleek te kloppen want daar kwam de onvermijdelijke “kwestie” vibrafoon ter sprake. Dat godsgruwelijk prachtig klinkend instrument; verfoeit door de meesten, al gebiedt eerlijkheid me te zeggen dat ik het ooit graag een beetje zou willen kunnen spelen (al is het maar om je lieve medemens mee te ergeren). Het eerste wat me destijds opviel bij die bandnaam is hoe ontzettend 'cool' die wel niet klinkt; het soort klassevolle, pretentieloze en elegante gaaf zijn dat iets wegheeft van een verfrissende ijsthee op een zwoele zomeravond onder een parasol terwijl dat aangenaam briesje je blijft begroeten. Het lot wou dat ze dan nog eens zouden uitblinken in een vorm cool jazz in combinatie met ‘third stream’ - soms zit de wereld haast te vanzelfsprekend in elkaar.
Toch moet de belangrijke toelichting gemaakt worden dat dit kwartet meer is dan een standaard trio met de simpele toevoeging van vibrafoon; hoe deze heren
tezamen klinken is daadwerkelijk uniek – het zijn absoluut ongeëvenaarde meesters in het scheppen van een bepaalde sfeer waardoor de muziek haast op beangstigende wijze tot de verbeelding spreekt. Hier komt deze troef doordat ze Gershwins
Porgy and Bess spelen nog beter naar voor.
Na dit album sloeg de spreekwoordelijke vlam in de pan, want dit klonk zo fabelachtig waardoor ik aan een crimineel tempo bijna alles wat ik kon vinden begon te luisteren: het feit dat er nog andere muziek bestaat werd tijdelijk relatief irrelevant en die verliefdheid blijft onverstoorbaar voortduren, zo af en toe flakkert ze opnieuw aan alsof het die eerste keer intens oogcontact betrof. De gave die deze heren hadden was dat ze vrij standaard nummers erg goed konden brengen en dat ze fantastische nummers naar huiveringwekkende hoogtes tilden. En dit allemaal alsof het de normaalste zaak van de wereld is: heel lichtzinnig en vanzelfsprekend, vol spelplezier, maar eigenlijk tot in het uiterste detail vlekkeloos uitgevoerd alsof er geen vuiltje aan de lucht is.
Summertime is een nummer waar je als jazzliefhebber naar uitkijkt als een soort ‘moment of truth’ en hier wordt – om het zacht uit te drukken – mooi aan de verwachting voldaan. Jackson die de basismelodie met die zachte, duistere slagen inluidt waardoor die kenmerkende melancholische sfeer door dat kille vibrafoongeluid nog ondraaglijker en eigenlijk haast onnodig uitgerekt wordt – de troosteloosheid op de spits gedreven (prachtig trouwens hoe eens hij zijn solo inzet Lewis die beginmelodie in de achtergrond overneemt). Al is het voor mij Lewis die met zijn fijngevoelige en vlijmscherpe tikjes vanaf de derde minuut een solo aan de dag legt waar de volumeknop zelfs op maximale sterkte niet voldoet – het is een van die momenten in een muziekstuk die genadeloos door je heen gaan en je tot in het diepst van je wezen weet te raken. Miles Davis beschreef ooit eens de speelstijl van de jonge Bill Evans als “bruisend water of kristal”, uitgerekend die beeldspraak lijkt me ook voor deze solo de perfecte beschrijving. Een soort fragiliteit waarbij je niet te hard probeert in op te gaan, maar wanneer is dat ooit gelukt?
Als ik dan ooit een eerste melodie (jazzstandard) op vibrafoon zou mogen uitkiezen om te leren spelen, dan wordt dat
I, Loves You Porgy. De uitvoering door het Bill Evans Trio vanop The Village Vanguard is een van mijn favoriete nummers aller tijden en deze moet daar niet veel voor onder doen. Van het opera-origineel is dit vooralsnog mijn favoriete deel. De wanhopig romantische sfeer is ook hier te snijden; die “I loves you, Porgy; don’t let him take me. Don’t let him handle me, and drive me mad. If you can keep me, I wanna stay here with you forever and I’ll be glad” komt zo huiveringwekkend goed tot haar recht; het lijkt haast alsof die vibrafoon die woorden hopeloos op een fluisterende toon uitademt – wanneer Heath aan het eind nog eens met zijn strijkbegeleiding het nummer afsluit… Als je na het horen van dit stuk nog altijd de vibrafoon (die quasi het hele nummer draagt) niets vindt, dan komt het vrees ik nooit goed.
Of wat te zeggen over die mooie opbouw en plottwist in ‘My Man’s Gone Now’? Ach, gewoon luisteren is de boodschap.
Zo valt er ook over elk nummer wat lovend te schrijven natuurlijk, maar beperk ik me hier bewust tot een paar van mijn favoriete momenten. Voor mij is dit met ruime afstand het beste werk dat deze heren geleverd hebben, al lijkt het grote jazzpubliek het daar grondig oneens mee te zijn (de
Penguin Guide to Jazz heeft dit album niet eens opgenomen in hun overzicht). Maar zo is de jazzwereld in die onmetelijke zee nog een mooi verborgen parel rijker. Wat mij betreft is dit een van de absolute hoogtepunten uit de jazzmuziek en daardoor onmisbaar in mijn jazz-top 10.