Vijf standards, en twee door Monk gecomponeerde odes; eentje aan - en dan moet ik even spieken - Pannonica de Koenigswarter (een dame van adel met een groot hart voor jazz, ooit persoonlijk aan Monk voorgesteld) en eentje aan albumproducer Teo Macero. U raadt zelf wel om welke tracks het gaat.
Zeker een alleraardigst album, met dat kenmerkende pianospel van Monk, een solide ritmesectie en zo nu en dan de bluesy tenor sax van Charlie Rouse. Ik zou deze niet tot het beste werk van Monk rekenen, het is gewoon een album dat zich prettig laat beluisteren en drie kwartier soelaas biedt aan de soms nogal bittere realiteit.
3,5 sterren