British Sea Power organiseerde in de eerste zes maanden van 2012, telkens de eerste vrijdag, Krankenhaus-avonden, waarbij ze bevriende bands en acts uitnodigden voor een avond vol afwisselend en krankzinnig entertainment. Met elk optreden dat ze deden, kwam ook een EP met demo’s. Dit resulteerde in een verzameling van 33 nummers, soms reeds gepolijst en bijna klaar voor release, anderen zeer veelbelovend, nog anderen duidelijk het resultaat van een experiment met het bekende en het onbekende. Uiteraard is dit een modus operandi die niet zonder risico was. Fans zouden reeds hun favorieten kiezen, hun eigen geprefereerde tracklist samenstellen en teleurgesteld zijn wanneer deze nummers niet op het uiteindelijke album verschenen (Ja, ik kijk naar jou, Evening will come, we will sew the bleu sail).
Maar dit was vooral een opportuniteit, om eens te kijken achter de schermen van British Sea Power. De EP’s toonden ons hoe het album is geconceptualiseerd, hoe nummers geëvolueerd zijn en wat Machineries of Joy uiteindelijk haar eigenheid geeft. Als Valhalla Dancehall de lange, grillige en stuurloze weg van Odysseus symboliseert, dan is Machineries of Joy een kortverhaal van Ernest Hamingway: Stevig, een rijke textuur, soms zacht, soms manisch en met wat heroïek in de mix geworpen.
Het album begint met Machineries of Joy, de eerste single en tevens het nummer waar ik het meest van was gaan houden op de Krankhaus EP’s. Het is een dappere, veelzeggende manier om het album te beginnen. Het gestage tempo voert je gedurende zes minuten mee naar het algehele gevoel van ingetogen schoonheid die op vele momenten het album een eigen kleur geven. Zanger Scott “Yan” Wilkinson zingt We are magnificent machineries of joy, wat in schril contrast staat met zijn eigen gelatenheid en de zachte roes die de muziek typeert. Het is een subtiel nummer, en zorgt er voor dat sommige mensen al vanaf het eerste nummer afhaken, maar zoals zo vaak is het de aanhouder die wint. Na de wijde schoonheid van het titelnummer, volgt de manische drug trip K-Hole (K is for ketamine), waarbij Yan geplaagd wordt door onder meer zijn eigen doppelganger. Het toont meteen de twee gezichten van BSP, de ene zacht en dromerig, de ander losgeslagen en excentriek, wat ook vaak op hun live concerten terugkomt. Het album is ditmaal ook zeer goed geproducet, en sommige nummers die mij op de EP’s niet konden overtuigen, zijn in hun albumversie echt open gebloeid tot krachtige en volwaardige nummers.
Een andere muzikale kopstoot is Loving Animals, een zoveelste ode door de band aan Krautrock. Het nummer, op de EP nog een uit de kluiten gewassen acht minuten durende elektro-stomper, is hier sterk verkort, maar versterkt in slagkracht. Het bevestigt Neil ‘Hamilton’ Wilkinson als de creatieve excentriekeling van de twee broers. Het nummer draait eerst de richting van Man of Aran op, met een koor dat begeleid wordt door strijkers, om in de laatste minuut alle registers open te draaien en te eindigen in een chaos die zo typisch is voor hun live shows, maar zelden in deze vorm op plaat wordt gevat. Er is nog een ander nummer dat eerder gaat voor euforie dan voor subtiliteit. Monsters of Sunderland was oorspronkelijk een instrumental, en hoewel de lyrics een zekere meerwaarde geven aan het nummer, is dit voor mij het minste nummer op de hele plaat.Machineries of Joy leunt meer aan bij het zachte, ingetogen Open Season, een album dat eerder wegbleef van de indie met het grote gebaar van de latere albums. Dit is dan ook het enige nummer dat me (nog) niet kan overtuigen.
Radio Goddard daarentegen, gebouwd rond een wonderbaarlijk mooie trompet, steeds terugkerend doorheen het nummer, is een moment van pure schoonheid en echte euforie. Hiermee bewijst de band dat het geen grote gitaarriffs nodig heeft om de grote gevoelens op te wekken, maar dat men met een meer teruggetrokken en behouden aanpak meer effect bereikt. De mooie melancholie domineert dit album dan ook. What you need the most is een ballad zoals Jarvis Cocker die op de latere Pulp-albums zou schrijven en A light above descending is de laatste stilte voor de storm.
Hamilton heeft nog drie nummers op zijn conto, en levert op Machineries of Joy zijn beste werk af tot nog toe. Hail Holy Queen is duidelijk geïnspireerd door het feit dat hij en violiste Abi Fry op Isle of Skye vertoeven. De ode aan de zee zweeft door het gebruik van dromerige, oriëntalistische violen. Spring has sprung is subtiel, opbouwend naar een climax die nooit echt komt. Het is de perfecte soundtrack voor de nakende lente. Het hoogtepunt van het album is weliswaar het laatste nummer When a warm wind blows through the grass, op de EP ook lang uitgesponnen en hier herleid tot vier en een halve minuut. Het is hypnotisch, doorspekt met iets sinisters, de schoonheid van de natuur die in het donkerste van de nacht herleid wordt tot een spookbos, een psychedelische koortsdroom. Kort samengevat een geweldige manier om een geweldig album af te sluiten.
Machineries of Joy is een enigmatisch album, dat met elke luisterbeurt een nieuwe laag blootgeeft. Het is even divers als de andere albums, maar er is meer gedacht aan focus, sterk geholpen door de beperkte lengte en de goede, eenduidige en warme productie. Het is een geweldige trip door het menselijk bestaan en de (menselijke) natuur, van de wonderlijke fietstocht van machineries of joy, naar het manische onweer van Loving Animals en via een wandeling in de zon op Spring has Sprung, naar een nachtelijke excursie in de donkere bossen van When a warm wind blows. Natuurlijk kan enkel de tijd zeggen of dit album zal rijpen of dat in een tijdspanne van twee jaar de tekortkomingen van het album ook naar boven zullen drijven. Maar ik vermoed dat de less is more-aanpak zeker z’n vruchten zal afwerken. Hopelijk kunnen ze met Machineries of Joy weer rekenen op een nominatie voor de Mercury Prize en wie weet zelfs een oververdiende zege. A thing of beauty is a joy forever, schreef Keats ooit, en Machineries of Joy heeft beide in overvloed.
British Sea Power – Machineries of Joy | Jeroens wondere muziekkabinet - jeroenswonderemuziekkabinet.wordpress.com