De legendarische Amerikaanse folkzanger Woody Guthrie (meer info over hem op musicmeter vind je
hier) had bij zijn dood in 1967 meer dan duizend onopgenomen liedjes op de plank liggen. Omdat Guthrie geen muziek schreef en dus alleen de teksten op papier stonden, zijn de melodiën die hij erbij bedacht verloren gegaan met de man zelf. Zijn dochter Nora benaderde daarom in de jaren negentig de Engelse folkpunker Billy Bragg met het verzoek eigen melodiën te schrijven bij een aantal van deze nummers en deze nog opnieuw op te nemen. Bragg ronselde op zijn beurt de Amerikaanse 'alt.country'
-band Wilco om aan het project bij te dragen. Het resultaat van deze sessies vinden we op
Mermaid Avenue, genoemd naar de straat in New York waar Guthrie woonde.
Een project met drie totaal verschillende invalshoeken dus: de elementaire, speelse liedjes van Guthrie, de peetvader van de amerikaanse folkbeweging. Bragg, de geëngageerde duizendpoot van de Britse punkbeweging, en het ongrijpbare Wilco, waarin het tandem Jeff Tweedy/ Jay Bennett op dat moment werkte aan hun eigen sublieme en gelaagde plaat
Summerteeth.
Misschien zou het logisch zijn geweest om alle liedjes ook op de Guthrie-manier op te nemen, met twee akkoorden en misschien hier en daar een solo op de mondharmonica, maar in plaats daarvan kiezen Bragg en Wilco ervoor om hun eigen muzikale talenten en instincten ruim baan te geven, en zorgvuldig gearrangeerde, min of meer modern klinkende interpretaties neer te zetten. Good old Woody Guthrie, klaargestoomd voor een totaal nieuw publiek. De enige drempel kan hier zijn dat sommige van Guthries tekstuele thema's inmiddels zijn vergeten, vooral zijn commentaren op toenmalige politieke toestanden (weet u wie Hanns Eisler was?), en natuurlijk zal niet iedere moderne luisteraar willen luisteren naar teksten over politiek, God, en armoede. Maar goed, mensen die zich door dat laatste laten afschrikken hebben sowieso niets te zoeken bij folkmuziek.
De plaat zelf overleeft makkelijk alle voorbarige vormen van kritiek. Al meteen toen opener
Walt Whitman's Niece voor het eerst door de kamer schalde was ikzelf om: pure meeschreeuwfolk compleet met antwoordend koortje ('if there hadn't been two girls', zingt Bragg, en de andere muzikanten: 'Leaving out the names of those two girls!'), van het soort waarvoor alle moderne folkies over het hele spectrum van The Pogues tot Guus Meeuwis hun rechterarm zouden geven om zoiets te bedenken. Horen is geloven. Of neem het onweerstaanbare
Hoodoo Voodoo, misschien het beste omschreven als een Sesamstraat-rocker ('sidewalk, streetcar, dance a goofy dance'), maar met ware passie gezongen door Tweedy en voorzien van een lekker scherp randje door de band. Probeer zonder glimlach te luisteren naar het verstrooid-feministische
She Came Along To Me (gezongen door Bragg), of zowaar niet te voelen dat Jezus inderdaad de eerste socialist was en de enige juiste keuze zou zijn voor president in het lekker punky
Christ For President (Tweedy). Mooi is ook de schaamteloze schooljongensromantiek in
Ingrid Bergman, Gutries ode aan de gelijknamige Zweedse actrice (1915-1982) ('Ingrid Bergman, you're so purty, you'd make any mountain quiver'). In al zijn Britsheid geeft Billy Bragg menig Amerikaanse folk-traditionalist het nakijken met
Way Over Yonder In The Minor Key en
Eisler On The Go, typisch het soort nummers dat altijd al lijkt te hebben bestaan. In
Minor Key wordt hij bovendien geholpen door Nathalie Merchant (10,000 Maniacs), die in
Birds And Ships laat horen ook solo de sterren van de folkhemel te kunnen zingen. En met het melancholische
One By One en vooral het dromerige
California Stars laat Jeff Tweedy zich zowaar inspireren tot het schrijven van twee van zijn mooiste zangmelodiën. Het hoeft geen verrassing te zijn dat beide nummers nog regelmatig voorbij komen tijdens optredens van Wilco en Tweedy solo.
Het eindresultaat van deze verrassende samenwerking: een vaak briljante, altijd charmante, diep doorvoelde collectie prachtsongs die eigenlijk iedere liefhebber in huis moet halen.