Als een woord dit album omschrijft, dan is het vaagheid. Beechwood scheert langs diverse randjes heen, valt er een enkele keer overheen, maar weet vooral te boeien, omdat het zich nergens op vast laat pinnen. Jaren 60 garage rock met vleugjes psychedelia komen voorbij, maar op de foto staat een band in jaren 70 discokleren. Bandleden die hun lichaam presenteren als tatoeage canvas vol teksten en andere dingen, spelen net zo makkelijk een zoetgevooisd popliedje verstopt in vaagheid qua geluid.
Het gaat hier om de muziek. Die zit vol fuzzgitaren waarover woest gezongen wordt met een zacht klinkende stem. De muziek kan dat vervolgens in het volgende nummer volkomen matchen. Wat blijft is de dat de opnames klinken alsof ze in een badkuip zijn opgenomen en vervolgens samengeperst door een smalle buis tot ons komen, waarna het geluid pas is opgenomen nadat hetgeen dat is overgebleven zich in de ruimte aan het einde van de buis weer heeft uitgespreid. Verre van de standaard zoals die nu soms geldt dus.
Knap is dat dit niet echt uitmaakt voor de impact van het album. De songs van Beechwood blijven voornamelijk overeind. De verrassing van de plaat is de cover van de song die ooit op de B-kant van 'Sunny Afternoon' stond, de grote hit van The Kinks uit 1966. 'I'm Not Like Anybody Else' is alles wat 'Sunny Afternoon' niet is. Rauw, rockend en referent aan die kant van de pop- en rockmuziek die het publiek niet ziet. Prima toevoeging dus aan Songs From The Land Of Nod, het land van hen in exile. Daar voelt Beechwood zich duidelijk prima thuis.
Het hele verhaal staat
hier op WoNoBlog.