Met: Jackie McLean (alto saxophone), Grachan Moncur III (trombone), Bobby Hutcherson (vibes), Eddie Kahn (bass), Anthony Williams (drums)
Tijd om hier eens een berichtje aan te wagen. Want: lange tijd meed ik Jackie McLean altijd een beetje. Tenminste alle platen behalve 'Let Freedom Ring' dan. Ik hoorde altijd wel dat hij origineel was, dat zijn muziek vooruitstrevend was: sterker nog, ik 'wilde' hem zo graag waarderen. Maar zijn toon hield me altijd tegen. Je weet wel, die iet wat kille, soms wat monotone, dan weer haast valse toon op de alt (ook al niet mijn favoriete sax). Maar zoals met zoveel artiesten en albums moest ook Jackie even rijpen in mijn gehoor. Deze plaat op prachtig vlekkeloos Japans vinyl aangeschaft, afgaand op lovende recensies, Allmusic, RYM afijn u kent ze wel en: in één maal verkocht.
Alles klopt op deze plaat. Die heerlijk dissonante, 'zeurderige' maar oh zo bluesy toon van McLean. De onheilspellende vibes van Hutcherson, de afwezigheid van een piano, de speelse thema's, echt alles. McLean speelt de sterren van de hemel. Wonderlijk ook hoe weinig hij beïnvloed lijkt door Bird terwijl hij in diezelfde tijd ook speelde. Bird is ver weg en dat is helemaal geen slechte zaak. McLean is origineel, creatief en is een ware influencer op zichzelf. Juist zijn dissonanten en bluesy noten werken op dit album uitstekend. Moncur is denk ik, naast Julian Priester, de spannendste trombonist die ik me kan bedenken. Dat instrument heeft nooit tot mijn favorieten behoord maar Moncur mag ik graag horen. Hij is onvoorspelbaar maar toegankelijk tegelijk.
Tot zover de sterren op de voorgrond, maar de ritmesectie mag er ook zijn zeg. Hutcherson's vibes vormen een prachtig pallet waarop McLean's harde noten prachtig kunnen balanceren. Interessant ook hoe hij zijn vibes ook gebruikt als akkoorden pallet. Het is hier allemaal veel beter op zijn plaats dan een piano. Solotechnisch vind ik Hutcherson ook een gigant. Echt wel heel verschillend van die andere grote meneer Milt Jackson, maar tegelijkertijd hoor je ook overeenkomsten. En dat is heel grappig gezien het feit de twee heren echt een heel andere stijl spelen.
Als laatste moet ik echt Williams nog even noemen. Even serieus jongens: 17 jaar oud was de beste man op deze plaat.... holy fuck wat een beest! Een broekie dus maar het is alsof je naar één van de meest ervaren en doorgewinterde jazzdrummers uit de muziekwereld zit te luisteren. Hij zou hier al meer dan de helft van alle andere jazzdrummers alle hoeken van de kamer kunnen laten zien. Ik kan me voorstellen dat Miles heel snel verkocht was toen hij Williams hoorde spelen. Welk jong jazzdrummertje kan nou al technisch zo begaafd spelen maar op die leeftijd ook al vernieuwend en grensverleggend spelen.
Al met al is deze plaat genieten. En gelijk 3 McLean platen op de wenslijst erbij gegooid. Ik ben bekeerd
