Dit album van de experimentele gitarist/componist Glenn Branca heeft z'n naam niet gestolen. De titel zou namelijk een afgeleide zijn van het illustere
Ascension van John Coltrane (en ook van een cyclus van Olivier Messiaen). En zoals Coltrane in 1965 een indrukwekkende keur aan jazzmuzikanten rondom zich verzamelde, deed Branca dat met een aantal gitaristen. Belangrijk verschil is misschien wel dat op
The Ascension niet expliciet wordt gesoleerd, maar het een erg orkestrale plaat is. Zoals
Don Cappuccino hierboven reeds aanhaalt: een echt gitaarorkest.
Dit album klinkt enorm coherent. Branca nodigde o.a. Lee Ranaldo, bekend van Sonic Youth, uit om mee te spelen. De twee langste stukken,
The Spectacular Commodity en
The Ascension, laten indrukwekkende gitaargeluidsbrijen horen, met een flink bezwerend karakter. Er zit wel wat repetitie in de songs, maar bovenal hoor ik flink wat variatie, wat zelfs na de zesde luisterbeurt nog steeds nieuwe inzichten verschaft, tot dan verborgen gebleven elementen onthult, subtiele verschuivinkjes in de dynamiek blootlegt.
Het zijn wel vooral die twee stukken waar dit album het van moet hebben, maar die zijn dan ook best waanzinnig bij momenten. Het vreemd-claustrofobische sfeertje van
The Spectactular Commodity (terwijl het toch ook weer ruimtelijk klinkt) is bij vlagen erg creepy, ik krijg er gewoon de rillingen van. De intensiteit van de verschillende gitaren ligt er dik op, maar door een surplus aan technisch vernuft en creativiteit is het verbazend behapbaar, een soort prettige trip waarbij je met de ogen dicht door het zwerk zweeft.
Ik moet zeggen dat, toen dit album me door
Koenr werd aangeraden, ik meteen begeesterd werd door de albumhoes. Zwart-wit, met twee mannen, keurig in het pak gestoken. De achterste (naar verluidt Glenn Branca zelf) lijkt de voorste man naar achteren te trekken, of net op te vangen. Zijn gelaatsuitdrukking toont een zekere afkeer van het hele tafereel, alsof hij liever ergens anders was. Of is het net minachting voor een zopas geliquideerde Nemesis? Afijn, ik vond het meteen intrigerend omdat je er op meerdere manieren naar kan kijken. Vreemd genoeg past het ook wel bij de muziek.
Eerder gaf ik aan dat dit album verbazend behapbaar was, maar daarmee bedoel ik niet dat het ook toegankelijk of conventioneel klinkt. Al te moeilijk wordt er heus niet gedaan, maar compositorisch zit dit heel goed in elkaar en door dat orkestrale karakter heeft het ook wel wat weg van klassieke muziek en jazz; de link met Coltrane en Messiaen ligt dus ook daar.
Het is met name de ritmesectie die voor balans zorgt, met heerlijk stuwende maar steeds in functie van het geheel opererende drums, met op de achtergrond quasi verloren gelopen maar toch prettig klinkend basspel. Vooral de drums leveren wat mij betreft echt een meerwaarde; Stephan Wischerth leek wel een zevende zintuig te hebben voor het aanvoelen van de juiste momenten om net wat sneller of trager, net wat stuwender of zachter, net wat feller of lichtzinniger te gaan spelen.
De gitaren vormen echter de hoofdmacht van deze plaat, wat in het fabelachtige titelstuk prominent wordt bewezen. Een wat lugubere sfeer wordt neergezet, een waas wordt gecreëerd door de verschillende gitaristen die weer aan een indrukwekkende geluidsbrij beginnen te puzzelen, de punten en komma's en accentjes nauwgezet invullend. Enkele wisselingen in het tempo houden de aandacht er moeiteloos bij, en da 's maar goed ook, want als je het hoofd koel en bij de zaak kan houden, valt hier een hoop te ontdekken en te genieten.
The Ascension is dan ook echt een album op met de koptelefoon te beluisteren, liefst met zo min mogelijk interferentie van buitenaf. Het is een plaat waarop huiveren en genieten volle neven van elkaar zijn. Waar de Hemelvaart (refererend naar de albumtitel) evengoed een helletocht zou kunnen zijn - een kwestie van zintuiglijke interpretatie. En, bovenal, een erg goeie plaat.
4 sterren