Dit album staat nu toch al een hele tijd bovenaan in mijn top 10, maar buiten het weinig zinnige bericht hierboven heb ik er geen woord aan vuil gemaakt. Daarom nu tijd voor een recensie
Eerst het slechte nieuws. Twee van de drie bonustracks zijn niet om aan te horen: Opus A Satana is een op zich mooie doch zeer slecht uitgevoerde orkestversie (lees: goedkope synthesizerversie) van het nummer Inno A Satana van het eerste album en die live-versie van The Loss & Curse of Reverence had al helemaal niet gehoeven.
In Longing Spirit is dan wel weer leuk, maar dit nummer is dermate anders dan de rest van het album (het had misschien niet misstaan op In The Nightside Eclipse) dat het toch ietwat
out of place is.
Tot zover het slechte nieuws. Het goede nieuws is dat dit album (zonder de bonusrommel dan) makkelijk één van de mooiste blackmetalalbums tot nu toe is. Van begin tot eind is het één onverbiddelijke muzikale rollercoaster die je meeneemt, je rondslingert en emotioneel centrifugeert tot je bij de
fade out van The Wanderer weer op aarde terechtkomt.
Het album begint al meteen goed met het briljante Alsvartr (The Oath). Prachtig sfeervol intro dat langzaam en subtiel opbouwt van mysterieuze, duistere gitaren tot een pompeus, haast
over-the-top marsachtig deuntje. Het nummer loopt over in de ineens snoeiharde beginriff van Ye Entrancemperium, die geschreven is door Mayhem-gitarist Euronymous en ergens op een vage bootleg te vinden is, maar die hier veel beter op zijn plaats is. De riff wordt in gewijzigde vorm overgenomen door de synthesizers, drummer Trym geeft
acte de présence met een blastbeat van hier tot Tokyo, Ihsahn schreeuwt zijn longen eruit met een tekst waar godbetert nog over nagedacht is ook (iets dat je niet direct verwacht bij een blackmetalband uit Noorwegen). Nadat we minutenlang in duizelingwekkend tempo door snoeiharde riffs, prachtige cleane vocals, epische synthesizers en nog meer moois zijn gesmeten komt uiteindelijk de hoofdriff weer terug, nu met een andere synthesizersound, waardoor de impact alleen maar groter is. Briljant nummer
Hierna het iets mindere (maar nog steeds geniale) Thus Spake The Nightspirit, dat met een middeleeuws aandoende hoornsynthesizer opent en zich vervolgens woest een weg baant door je trommelvliezen, alvorens in fiere driekwartsmaat te eindigen. Ook hier weer razendsnel drumwerk en perfect gedoseerde synthesizers.
Gelukkig wordt dit misbaksel (niet dus, hoewel het minste nummer van het album) opgevolgd door Ensorcelled By Khaos, dat met een verdacht conventionele riff opent, die echter wordt afgelost door een lekker fragmentje symfonische black metal. Een en ander ontaardt in een strijkermelodie, die vervolgens heerlijk openbreekt tot eerst een prachtig langzaam stuk met een fluitachtige synthesizer en vervolgens tot een briljante pianomelodie. Deze twee melodieën worden vervolgens zo lang herhaald dat het boeltje onder alle andere omstandigheden gruwelijk saai zou worden (hier niet, daar is het Emperor voor). Na het beste drumwerk aller tijden (die hi-hat
), keert de hoofdriff haast als een soort pesterige anticlimax weer terug. Wederom een fenomenaal nummer.
Dan wordt de kontschoppende, snoeiharde beginriff van The Loss and Curse of Reverence ingezet, en na een geinige fill van Trym vervolgens misschien wel de geniaalste riff ooit, die op meesterlijke wijze gebruik maakt van een vreemd akkoord (CmM7), een net zo vreemde overmatige kwartsprong, plagerig weggemixte keyboards en die heerlijke hoge gitaarnootjes. Deze riff blijft minstens twee weken na eerste beluistering in je hoofd zitten. Een lange, verhalende passage volgt die na een korte rustpauze uitloopt in een briljante, gematigd bombastische synthmelodie die de overtreffende trap van "episch" herdefiniëert. De meest ongeïnspireerde bridge ooit (heerlijk) leidt uiteindelijk tot de indrukwekkende reprise van die riff uit het begin, die voor de sfeer eindigt in een twee keer zo langzame variatie op die riff.
Een grillige, ingewikkelde gitaarmelodie leidt The Acclamation of Bonds in, en tegelijk met een ijzingwekkende scream van Ihsahn horen we een riff die van zoveel losse elementen aan elkaar hangt dat je je afvraagt hoe het in godsnaam mogelijk is dat de boel niet uit elkaar valt, maar het blijkt perfect te passen. Nadat Ihsahn zijn eerste tekst heeft uitgespuugd een statige doch emotionele strijkermelodie, spastisch getsjilp van gitaren en een spookhuisachtige maar niet griezelige synthesizer, een combinatie die uitstekend uitpakt. Hierna eenzelfde soort razendsnelle bridge als in The Loss and Curse of Reverence, de reprise laat echter nog even op zich wachten; eerst worden we in het voorbijgaan nog getrakteerd op het zoveelste mooie symfonische gedeelte, een aangename verrassing, om het zachtjes uit te drukken. Hierna dan toch echt de reprise van de fragmentarische riff uit het begin, maar met subtiel gemutileerde drums, een goede vondst die het einde nét dat beetje extra's meegeeft.
Halsoverkop duiken we uiteindelijk met weer een razendsnelle riff With Strength I Burn in. Dit nummer kan het best als één geheel samen met de tekst geconsumeerd worden, aangezien de muziek het verhaal van de tekst meevertelt en tekst en muziek hier perfect op elkaar aansluiten. Na het snelle begin wordt de boel ineens in een statige en tegelijk tragische 6/8-maat gegooid; tel daar een dosis mooie meerstemmige
clean zang en een aantal geweldige akkoordenschema's bij op en de uitkomst is een emotionele passage zonder weerga. Eén van de mooiste muzikale momenten ooit is voor mij nog steeds het moment dat Ihsahn "
Slaves are those of this world, given freedom to lay chains upon the Master" zingt, waarna die andere heerlijke melodie ertegenaan wordt gegooid. Onaards mooi
Daarna komt het nummer tot rust met een episode waar de symbiose tussen muziek en tekst in dit nummer het best tot uiting komt (niet slechts door de geluidseffecten): de schepen komen van ver over de zee uit de mist naar het land gezeild, mysterieuze
pad synths, veelbelovende hoorns, de hoofdpersoon mag aan boord, hoopvolle hoornmelodie, de schepen varen weg, één laatste motief van de hoorns voor het gitaargeweld weer wordt ingezet. Na de terugkeer van de 6/8-riffs van voor deze passage een lange coda van synthesizerpracht en verrukkelijke gitaarsolo's. Onwerkelijk nummer.
Het laatste pareltje is The Wanderer, een fier outro dat bewijst dat Samoth ook in zijn eentje prima muziek kan schrijven (na dit album zou hij steeds meer naar de achtergrond verdwijnen, tot hij op het laatste album slechts schlemielige credits voor "additional guitars" kreeg). Prachtige melodie met variaties en enkele goedgemikte modulaties, die ervoor zorgt dat we op een plezierige manier het album uitgejonast worden.
Ik heb nu zo'n beetje alle synoniemen voor "heel goed" minstens 20 keer gebruikt, hier zeg ik het dan toch nog maar een keer recht voor z'n raap: dit album is geniaal.
Geniaal ja. Een tijdloze klassieker, die ver uitstijgt boven de meeste andere black metal (het debuutalbum van Ulver komt in de buurt) en die de ultieme bevestiging is van het muzikale kunnen van Ihsahn en kornuiten en, wat algemener, van de mensheid in zijn geheel. Elke blackmetalliefhebber die niet schrikt van alles wat op synthesizers of melodieën lijkt en die dit gek genoeg nog niet heeft gehoord zou dit album onmiddelijk moeten luisteren. Een absolute aanrader voor iedereen die van de wat hardere gitaarmuziek houdt, en voor mij nog steeds een onovertroffen album.
5.0*, dat moge duidelijk zijn