Wat een hermetisch muzikant is die Paul Bley toch! Toen ik vorige vrijdag een concert van de man bijwoonde dacht ik dat de vermoeidheid me parten speelde, aangezien ik zo weinig klaar zag in de muzikale reis die Paul Bley ter plekke klaarstoomde. Om die reden wou ik de man een nieuwe kans geven, en me dit keer met een uitgeslapen hoofd op zijn muziek te focussen.
‘Tears’ biedt echter weinig anders dan zijn live-performance van jongstleden: vaak wordt over de man gezegd dat hij “de noten zoekt en daartoe zijn klavier als het ware ontleedt, dissecteert”. Ik kan het er in feite alleen maar mee eens zijn: het aarzelende waarmee hij stukken melodie aanvat, en later weer abrupt afbreekt hebben wel iets van een dolgedraaide goudzoeker; het nauwgezette waarmee hij zijn lyriek anderzijds in korte, uitgekiemde en zweverige passages botviert, kan me vergelijken met een soort chirurgische precisie.
Aan de technische bagage zal het dus in ieder geval niet liggen... maar waaraan dan wel…?
Persoonlijk vrees ik dat de stijl me gewoon niet ligt. Bley sleurt ons nergens mee in zijn eigen universum, juist omdat zijn muzikale wereld slechts lijkt te bestaan uit fragmenten, uit stukjes van beelden…waardoor het totaalbeeld onvermijdelijk verborgen blijft. Het effect is dat je als luisteraar langzaam maar zeker wegdommelt, tenzij Bley zijn blues naar boven haalt, en werkelijk scheurende frasen uit zijn piano tovert (‘
Flame’ of
‘For Roy E.’ schieten me meteen te binnen).
Toch nemen die momenten het gevoel niet weg dat Bley ineens teveel richtingen tegelijk uit wil, en zo onrustige jazz maakt, die nooit volledig “af” klinkt. Of zoals frankmulder het prachtig schetst:
“…als een stuurloos bootje in rustig vaarwater.”