Een schoolvoorbeeld van een mythe die ingehaald werd door de realiteit. Sonny Rollins besloot na oktober 1958 te stoppen met touren en platen op te nemen, en was daarna iedere dag uren te vinden op de WIlliamsburg-brug in New York om verder te schaven aan zijn skills op de saxofoon. In latere interviews verklaarde hij dat dit ook praktische redenen had, aangezien zijn buurvrouw een jonge moeder was en hij de baby niet steeds wilde wekken met zijn getoeter.
Ondanks Rollins' ontevredenheid over zijn eigen spel, was hij, bij de start van zijn sabbatical, misschien wel de belangrijkste Amerikaanse jazzsaxofonist. Toen in 1962 deze 'comebackplaat' uitkwam, waren de verwachtingen hooggespannen. Critici schijnen destijds teleurgesteld te zijn geweest omdat The Bridge een vrij traditionele, niet heel vooruitstrevende plaat was. In de tijdsgeest was Rollins inmiddels ingehaald door zijn vriend John Coltrane, en de 'vrije' stroming van Ornette Coleman. Met zijn studiowerk zou hij wellicht nooit meer zo in de voorhoede verkeren als dat hij in de jaren 1955-1958 had gedaan.
Terecht is The Bridge inmiddels kritisch wat gerehabiliteerd, want het is een prachtige plaat. Zowel op de traditionals zoals de heerlijke opener 'Without a Song' en de schitterende ballad 'God Bless the Child', als op de twee wat uitdagendere eigen nummers in het midden laat Rollins horen dat er weinig saxofonisten zijn die op zo'n eigen manier kunnen spelen zonder de melodie en groove daarbij uit het oor te verliezen. Zeker voor wie veel jazzplaten uit deze periode beluistert, merkt dat het niveau van 'gewoon heel erg goed' dat Rollins hier met het grootste gemak lijkt te bereiken, allesbehalve vanzelfsprekend is.