De groep Deep Purple mocht dan ter ziele zijn, dat gold niet voor de firma erachter. Het is daar dat de laatste zanger van Deep Purple in 1977 de kans krijgt om zijn eerste soloalbum uit te brengen. Hiervoor werd een project gevormd met producer/bassist en hier soms toetsenist Roger Glover, lid van Deep Purple voordat Coverdale toetrad, drummer Simon Phillips en slidegitarist Micky Moody.
De laatste was in de jaren '70 actief bij de groep
Snafu met wie hij drie albums maakte, vervolgens in dienst bij de latere Rainbow- en MSG-zanger Graham Bonnet plus bij de blue eyed r&b-groep van Frankie Miller. Een drukbezet man, in 1977 behalve bij Coverdale ook druk met The Young en Moody Band met daarin Bob Young, de manager van Status Quo.
David Coverdale werd dit jaar 72 en zijn stem is inmiddels redelijk vergruisd. In 1977 werd hij 26 en mede daarom is het aangenaam om des mans stem in alle glorie te horen. Deze vormt de kracht van het solodebuut
White Snake, qua composities is het echter wisselvalliger.
Zoals hierboven door anderen ook al aangegeven start het weliswaar sterk dankzij het met Moody geschreven
Lady , dat met blazers en een lekker damesachtergrondkoortje een rockend souljasje heeft. Vermeldenswaardig zijn de leden van het achtergrondkoortje: Liza Strike, Helen Chappelle en Barry St. John zijn ook te horen op
The Butterfly Ball and the Grasshopper's Feast (1974) van Roger Glover.
Ballade
Blindman mag er ook zijn en belandde drie jaar later op Whitesnakes
Ready An' Willing in een nog sterker jasje. Verrassend goed past zijn stem bij het langzame
Goldie's Place, waar dankzij blazers en de koortjes soulsferen domineren. Coverdale heeft een "zwarte" stem, hiervoor geschikt. Met
Whitesnake (zonder spatie) klinkt de tweede bijdrage van Moody en ook dit nummer mag er zijn.
Kant 2 begint rustig met de volgende van Coverdale-Moody en wel
Time on My Side, dat vervolgens midtempo wordt en vol blues aangenaam rockt. Het is vooral hier dat stokkenman Phillips de aandacht trekt.
Vervolgens
Sunny Days op de grens van pop en soul, oftewel koper en koortjes én de bronzen stem van Coverdale. Steviger is het met
Sunny Days, een rockertje met nogmaals blazers en dames in het refrein.
Tot dan toe vind ik het meestal aangenaam, maar met ballade
Hole in the Sky en het pseudo-Caribische
Celebration, het vierde nummer met Moody geschreven, loopt het album leeg als een lekke band.
Het einde van Deep Purple in juli '76 had Coverdale hard geraakt en de dood van gitarist Tommy Bolin in december dat jaar deed er nog een schepje bovenop. Met
White Snake is hoorbaar hoe hij probeerde zijn weg te vervolgen. Nogmaals, met de achteruitgang van zijn stem in recente jaren is het sowieso aangenaam zijn stembanden in topvorm te horen, ook al moest hij hier zijn muzikale koers nog vinden.