Met: Miles Davis (trompet); Wayne Shorter (tenorsax); Herbie Hancock, Chick Corea (toetsen); Ron Carter, Dave Holland (bas); Tony Williams (drums)
Het laatste Miles Davis-album waarop Davis' 'second great quintet' te horen is, op het eerste en laatste nummer is Herbie Hancock al vervangen voor Chick Corea, en Ron Carter voor Dave Holland. Voor de liefhebbers geven de platenhoezen van het kwintet ook een inkijkje in het turbulente liefdesleven van Davis. Op de hoes van de eerste kwintet-plaat
E.S.P. (1965) kijkt hij wat confuus op naar zijn toenmalige echtgenote Frances Taylor, die hem een paar dagen na het maken van de foto zou verlaten. Hij papte toen aan met actrice Cicely Tyson, wiens portret de hoes van
Sorcerer (1967) siert. Op deze plaat zien we dan weer de dame met wie hij in 1968 vrij plots in het huwelijk treedt, Betty Mabry (dit huwelijk hield maar een jaar stand, al zou Mabry in het volgende decennium zelf platen gaan uitbrengen onder de naam 'Betty Davis').
Irrelevant stukje achterklap natuurlijk, al was Davis' gewoonte om mooie en interessante zwarte vrouwen in de spotlights te zetten op zijn albumhoezen redelijk vooruitstrevend (het stond wel in schril contrast met hoe hij diezelfde vrouwen behandelde overigens). Betty Mabre/ Davis krijgt van de trompettist bovendien de eer dat ze hem wees op de toenmalige ontwikkelingen in de zwarte muziek zover die zich buiten de jazz afspeelden: zo was ze bevriend met Jimi Hendrix, die ze aan Davis voorstelde. Er ontstonden plannen voor een samenwerking tussen de twee giganten, die helaas nooit van de grond kwam.
De meer meanderende, psychedelische kanten van de (zwarte) rock en funk uit de jaren zestig (Davis noemt verder Sly Stone en James Brown als invloeden) gaf hem een volgende stap, nu de vrij hermetische postbop van het tweede kwintet wel ongeveer zijn natuurlijke eindpunt had bereikt. Op vorige plaat
Miles in the Sky zette hij zijn eerste voorzichtige stappen naar het 'fusion'-geluid, maar hier gaat hij er serieus mee aan de slag. Wellicht is hij daarin nog zoekende,
Filles de Kilimanjaro wordt soms een 'overgangsplaat' genoemd naar de eerste 'echte' plaat uit zijn elektrische periode, het inderdaad wat meer coherente
In a Silent Way (1969).
Maar eigenlijk hoeft deze plaat er niet voor onder te doen. Vijf zoekende, aftastende en dromerige tracks, waarin elke noot puur en authentiek klinkt. Dat het soms een beetje pielerig klinkt vergeef ik dan makkelijk. Alles luistert gewoon heerlijk weg, en de afsluiter, een ode aan de dame van de hoesfoto met wie de maand van de opname in het huwelijk was getreden, is een van de mooiste dingen die Davis tot dusver had opgenomen. Schitterende plaat.