Empyrean Isles is een conceptplaat, een plaat die in vier uitgesponnen composities de mysterieuze (fictieve) Empyrische eilandengroep ergens in de Atlantische Oceaan bezingt. Hancock koos voor een kwartet met Hubbard als enige blazer. Hubbard speelt op deze plaat enkel kornet. Een kornet is warmer dan een trompet, maar minder warm dan een bügel (flügelhorn) waar Hubbard ook zo goed bij uit de voeten kan. Het feit dat er geen andere blazer(s) op de plaat meedoen, maakt dat er meer ruimte is voor Hancock en Hubbard (maar ook Willams en Carter) meer extensieve solostukken (improvisaties) hebben.
Met ‘One Finger Snap’ zit je gelijk in de plaat. De titel van het nummer verwijst naar de muziek die zeelieden vanaf de Empyrean Isles horen, die zo catchy is, dat je met vingers gaat snappen. En ja, dat klopt. Het is een lekker catchy hardbopper waar het thema al direct wordt ingezet. De solo’s van Hubbard en Hancock zijn lang en tegen het eind krijgt Anthony ook een kort moment om los te gaan. Carter en Williams maken samen met Hancock (en Shorter) ook deel uit van het tweede grote kwintet van Miles Davis, dus hier kunnen Hancock, Carter en Williams al aan elkaar wennen.
Oliloqui Valley gaat veel meer de modale kant op, met een mooi basintro van Carter dat doet denken aan het door Shorter geschreven Footsteps wat in 1966 zal komen te staan op diens Adam’s Apple (op deze plaat speelt dan toevallig Hancock ook mee). Oliloqui Valley is een showcase voor met name Hubbard, die laat zien een meester te zijn op de kornet. Hancock voegt zich hier veel meer tot de ritmesectie, waarbij Carter voornamelijk de basis is, maar een prachtige solospot krijgt halverwege het nummer, en zowel Hancock en Williams enkele felle accenten leggen. Deze compositie lijkt een opmaat naar het meesterwerk Maiden Voyage. Het is ook een compositie met een fijne mystieke sfeer. Wat ook knap is aan het drumspel van Williams hier, is dat hij start met brushes en elke maal als het thema wordt gespeeld hij de brushes hanteert, maar erg soepel overschakelt naar sticks voor het stevigere drumwerk.
Cantaloupe Island is de meest basale compositie op deze plaat, een blues waarbij Williams zich flink inhoudt en weinig swingt maar hier juist deep in the pocket speelt. De repetitieve pianoriff waarmee de compositie begint is er één die zich direct in je geheugen nestelt, om deze daarna nooit meer te verlaten. Het nummer is een typisch voorbeeld van de laidback souljazz, een mix van blues, jazz en R&B wat altijd lekker funky klinkt. In deze song krijgt Hubbard ook weer alle ruimte om uitgebreide solo’s te spelen. Het idee van deze song is het beschrijven van een eiland dat helemaal vergeven is van meloenen en lianen, en die meloenen zijn magisch (schijnt). De compositie zelf lijkt een soort broertje (of zusje) van Watermelon Man (let ook op de titels), en zal net als Watermelon Man nog een funky makeover krijgen in de jaren zeventig. Het nummer is zo catchy en funky dat het ook door talloze muzikanten wordt gecoverd en gesampled.
De meest bizarre song op de plaat The Egg, een song die verhaalt over een grote berg ergens op die eilanden waarbij de luisteraar zichzelf moet afvragen of het daadwerkelijk een groot ei is, waaruit draken worden geboren of dat het een vulkaan is dat kan uitbarsten. Door deze onzekerheid en de opgeroepen mystiek en het schuilende gevaar van deze berg, is het nummer ook wat onrustig en klinkt het wat dreigend. De basis van het nummer is een minimalistisch-repetitieve pianoriff met een marsdrumbeat van Williams. Carter lijkt ook weinig noten te spelen. Intussen gaat Hubbard helemaal los op de kornet totdat het middenstuk aanbreekt waarbij Carter met de strijkstok een even mysterieus als dreigende solo brengt, terwijl Williams op wat losse percussie en Hancock wat verdwaalde noten speelt. Dit middenstuk wordt afgerond door een prachtige pianosolo van Hancock waarna Carter met een walking bass en Willams met een brushes-shuffle het eindstuk inluiden.
Langzaam bouwt het trio de boel weer op, waar mij Hancock de meest dissonante en asyncopische toetsenplaatsingen speelt, die hij kan verzinnen, waarna de intensiteit van het stuk weer afneemt en we getuige zijn van het sublieme brushesspel van Williams, waarna hij weer vliegensvlug de brushes inwisselt voor drumsticks en in zijn eentje het oorspronkelijke thema van de song inluidt (de marsbeat) waarna Hancock en Carter invallen, en Hubbard er een slot aan mag blazen.
Empyrean Isles is een hardbop-plaat die de grenzen van de hardbop opzoekt door te flirten met souljazz, funk en modal jazz. Ik zie deze plaat als een stap richting Maiden Voyage, maar deze plaat is een plaat die ook prima tot de klassiekers gerekend kan worden. Eigenlijk is er geen speler op deze plaat die te veel aandacht opeist of de boventoon voert, maar ik wil wel graag het inventieve en ondersteunende drumspel van Williams uitlichten alsmede het weergaloze en prachtig kornet-spel van Hubbard. Oliloqui Valley met name vind ik van zulks een prachtige schoonheid dat het een nummer is om bij weg te dromen. Maar kijk uit want je kunt jezelf ook ‘dream to death’, zoals de linernotes omschrijft.