De reïntegratie van Ward deel 10:
Bonnie ‘Prince’ Billy is een artiest waar ik me al een tijd in wil verdiepen. Ik heb
I See a Darkness wel in de kast staan en
Wolfroy Goes to Town heb ik ook wel beluisterd, maar meer dan snuffelen heb ik aan de beste man zijn oeuvre dus nog niet gedaan. Deze tip van Masimo greep ik dan ook dankbaar aan. Kende ik met
I See a Darkness al zijn bekendste album, is dit waarschijnlijk een van de meest obscure releases uit zijn carrière. Er is op internet nauwelijks een letter te vinden over deze release. Dat roept natuurlijk de vraag op of we hier te maken hebben met een vergeten parel of met gewoon een mindere release van een zeer productieve artiest.
Het album opent sterk met
XXV. Het nummer wordt gedragen door twee tonen gespeeld op de bas die steeds terugkomen als eb en vloed. In dit nummer gebeurt er niets en alles tegelijk. Aan de ene kant stroomt het nummer heel minimalistisch voort zonder ooit naar een punt of een climax toe te werken. Aan de andere kant gebeurt er van alles: verschillende loops met zacht gitaargetokkel, wat zachte percussie, af en toe wat accordeon en daaroverheen de dromerige zang van Will Oldham. Dat alle partijen op het eerste gezicht bijna onafhankelijk van elkaar lijken te opereren waardoor het ritmisch vaak wringt, zorgt voor een fascinerende onderhuidse spanning.
Bij
II / XV is meteen duidelijk dat deze stijl heel het album zal worden aangehouden. Dromerige gitaarloops waar rustig overheen wordt getokkeld, spaarzame bijna willekeurige percussie aangevuld met de mijmerende stem van Will Oldham maken hier de dienst uit. De plaat is tegelijkertijd zowel chaotisch als zeer rustgevend, zoals natuurgeluiden in hun chaos vaak ook tot een rustgevende geluidsstroom verworden. Het gevaar ligt met een dergelijke sound misschien op de loer om de luisteraar kwijt te raken. Zeker bij een eerste luisterbeurt kan ik me voorstellen dat iemand dit als puntloos en saai zou afdoen. Toch zou ik dit zeer onterecht vinden. Wanneer je je concentreert op de prachtige, dromerige melodieën en de ritmische spanning tussen de verschillende partijen is dit verre van saai. Voor puntloos valt misschien meer te zeggen.
‘Our life is just to sit and play songs with no purpose’ (
II / XV
De nummers werken namelijk nergens naartoe. Klassiek gestructureerde popliedjes hoef je hier niet te verwachten, net zo min als verassende wendingen of grootse climaxen. Erg is dit echter allerminst, sterker nog het is de grote kracht van dit album. In een tijd waarin alles een doel of een richting moet hebben is het zeer waardevol om soms te onthaasten en weg te kruipen in je eigen gedachten.
Get The Fuck On Jolly Live biedt je die mogelijkheid. Zeer bijzonder album.
4,5*