Daar is 'em, daar is 'em: de "moordlap"
.
Inzending nummer achtenvijftig alweer in onze topic, Het Metal Album van de Week, ondertussen al wereldbekend in de Lage Landen. Het is Black Metal, het is Death Metal, het is “Midden Eastern Folk Metal”, ik heb deze omschrijvingen niet uitgevonden maar diverse bronnen op het wereldwijde web plakken er deze naamkaartjes aan. Ongetwijfeld kunnen er nog naamkaartjes worden uitgevonden.
Ik weet volgende zaken zeker: het is metal, het is soms tamelijk brute metal, het is death metal en het is black metal (daar zorgt die bangelijke stem voor). Bovenal wordt de voor mij o zo belangrijke melodie niet uit het oog verloren, zonder die melodie luister ik naar een brij, het is als een Duvel drinken zonder schuim. Met Melechesh heb ik een Westvleteren vast, de eerste smaakt niet zo goed maar eens de smaak te pakken, dan kun je er niet genoeg van krijgen.
Ondertussen heb ik me beziggehouden met een chronologische luisterbeurt van hun eerder werk, ik was niet onder de indruk: het geluid was verre van dat en die stem vond ik afschuwelijk. Het was ongetwijfeld een deel van hun leerproces want deze Sphynx maakt meer indruk op mij.
Wat hier zo “Midden Eastern Folk Metal” aan is, kon ik tot voor kort niet begrijpen. Mijn dichtste contacten met Midden Oosten muziek is die stem in Temple of Love van The Sisters of Mercy en Khaled. Ik hoor wel muziekstukken die mij origineel in de oren klinken en afwijkend van de grote metal bibliotheek, wellicht zijn dat die Oosters aandoende stukken. Ik denk dat ik ze herken maar ik kan het niet uitleggen. Wel moet ik mijn hoed afdoen voor die schitterende drummer met zijn schitterende zuivere en rake drumpartijen. Die vent zal vooraf wel gevloekt hebben bij sommige muziekstukken maar hij doet het geweldig.
Ik houd van deze plaat omwille van de geboden kwaliteit, omwille van de variatie in de songs, omwille van de lang uitgesponnen instrumentale stukken waarin ik die soms drukke benepen zang vergeet, omwille van de sfeer van het album. Voor mij is het gewoon pure Heavy Metal met vette gitaren, vette riffs en veel dubbel bass werk. Zelfs die stem, die normaal voor mij veelal een pijnpunt is in mijn beleving van een album, went. Een aantal keren heb ik moeten denken aan de inzending van collega Kronos in de eerste ronde (I – Between Two Worlds). Ik hoor dezelfde gekke zang die moet wennen, dezelfde breed uitgesmeerde gitaarpartijen en dezelfde stoere metal sfeer zonder te vervallen in Manowar en/of Power Metal overdrijvingen.
Deze gasten weten heel goed waarmee ze bezig zijn, dat moet ook want algauw wordt een vondst een gimmick, een last op de schouders. Toch zou ik ze nog verder willen horen gaan in hun incorporatie van Oosterse invloeden in onze geliefde muziek: het kan maar variatie opleveren en meer interesse in een duizenden jaren oude cultuur. Geschiedenis was trouwens één van mijn lievelingsvakken.
Individuele nummers uitpikken is lastig, het gaat mij meer om het geheel van het album, meer dan één of twee uitschieters. Laat ik het zo zeggen: van vele albums kan ik nog ik hits horen en de opvullers, van de meeste van mijn favoriete albums wil ik het geheel horen, individuele prestaties interesseren mij dan niet, wel de sfeer en mijn beleving van die sfeer. Op dit album is die beleving heel positief maar ik pik volgende glimlach-momenten uit: opener Of Mercury and Mercury, Tablets of Fate en Incendium Between Mirage And Time. Het bijzonder rustige The Arrival Ritual is een geweldig en broodnodig rustpunt en ervaar ik bijzonder positief. Instrumental Caravans to Ur kan niet lang genoeg duren voor mij, alleen jammer van die stilte halverwege en die geluiden in het derde deel, maar ze moeten eens stoppen en een album dat voor mij op een goed uur afklokt en me toch kan fascineren, is een prestatie.
Ik beloon dit met een dikke viereneenhalf, welverdiend en op naar de opvolger Emissaries uit 2006 en het nieuwe album dat dit jaar zou moeten uitkomen.