Met: Lee Morgan (trompet); Clifford Jordan (tenorsax); Eddie Higgins (piano); Art Davis (bas); Art Blakey (drums)
Toch wel een klein juweeltje in Morgans oeuvre. Voor de tweede keer in 1960 (een dik half jaar na
Here's Lee Morgan) reist de trompettist af naar Chicago om de studio in te gaan voor het daar gevestigde Veejay-label (opnieuw wordt gelukkig de drang weerstaan op de plaat Lee-jay te noemen).
In vergelijking met
Here's... is de band op twee plekken gewijzigd. Meest opvallend is Eddie Higgins, een witte pianist uit Chicago die later een indrukwekkende carrière zou opbouwen, maar wiens naam ik toch niet eerder gezien heb op een bopplaat uit deze periode. Hij laat hier een speelse, romantische stijl horen, die ook buiten zijn solo's fijn is om naar te luisteren. Dat laatste geldt ook voor de tweede wijziging in de band, bassist Art Davis, erudiet en emotioneel intelligent als altijd, en hier eigenlijk de uitblinker.
Dan drumt ook nog Art Blakey mee, weet Morgan zelf de hele plaat gedreven en origineel te klinken, en zit Clifford Jordan de hele plaatlengte heerlijk te grooven. Artistiek wordt er weinig risico genomen, of iets gedaan wat de plaat nou enorm anders maakt dan andere hardbop-platen uit deze periode. Maar soms is lekker gewoon goed genoeg.