In een interview in het tijdschrift Blues guitar van juli 1993 zei B.B. King dat hij Indianola Mississippi seeds "the best album I've done artistically" vond. De omstandigheden om een goede plaat te maken waren in ieder geval optimaal: achter de knoppen zat Bill Szymczyk, die een jaar eerder ook al Kings vorige album Completely well (met zijn grote doorbraakhit The thrill is gone) had geproduceerd, onder de muzikanten bevonden zich Leon Russell en Carole King op piano, Joe Walsh op gitaar en Bryan Garofolo en Russell Kunkel als ritmetandem, en acht van de negen nummers werden geschreven door King zelf (waarvan drie in samenwerking met zijn kompaan Dave Clark).
Het vervelende is echter dat juist dat repertoire King af en toe in de steek laat. Zo eindigt de eerste vinylkant met een enigszins melige instrumental die ook nog eens veel te lang doorgaat, en daarna begint het volgende nummer eveneens met een instrumentaal gedeelte, waarna het eigenlijke nummer (een variant op Big Maceo Merriweathers Worried life blues) vervolgens ontsierd wordt door Carole Kings lelijke solo op een elektrische piano die klinkt als een kinderinstrument van vijf euro bij Bart Smit. Wat mij betreft is dat een lichte doodsteek voor de flow van een album als dit, net zoals het vreselijk is wanneer daarna het briljante Chains and things gevolgd wordt door het suffe Go underground met een slaapverwekkend drumritme en een belegen wah-wah-slaggitaar van Hugh McCrackin (zoals McCracken –met een e dus– in het boekje bij mijn CD genoemd wordt).
En dat is jammer, want voor het overige bevat dit album zeer acceptabele tot zelfs geweldige muziek. Het begin en het einde zijn met name ijzersterk: de plaat opent met King die zelf een stukje piano speelt en "Nobody loves me but my mother" zingt ("and she could be jivin' too") en knalt dan in één keer door naar het geweldige You're still my woman, en als slotnummer vergast King ons op zijn bewerking van Leon Russells Hummingbird, compleet met spannende zangmelodie en solide drumwerk (hoewel dat hemelse slotkoor op het einde mijns inziens niet nodig was geweest).
Het absolute hoogtepunt is voor mij echter Chains and things, een "nightmare blues" met perfecte strijkers die op de muziek neerdalen en weer opstijgen en zo een afwisselend verdovende en naargeestige sfeer creëren, terwijl King met zijn precieze gitaarspel en warme zang precies het midden weet te houden tussen oprechte zorgen en onsentimentele standvastigheid, met als resultaat een even donker als spannend nummer. Opmerkelijk is hierbij trouwens dat King op dit nummer na ongeveer drie-en-een-halve minuut bij het ingaan van zijn tweede solo een verkeerde noot speelt, maar "If you've got a good take going and then hit one wrong note, you don't ever want to stop," dus liet arrangeur Jimmie Haskell de strijkers keurig in de pas lopen zodat die opname van Kings gitaar gebruikt kon worden (hoewel het wel een bizarre bocht in het nummer is). King: "Now you're getting all my secrets!"
Naar mijn smaak dus geen 100% geslaagd album, met een paar dode momenten die de vaart er ernstig uit halen, maar ook met een paar hoogtepunten die de plaat toch de moeite waard maken.