Recensie ROAR -E-Zine:
Tamino - Amir | ROAR E-Zine - roarezine.nl
Met zijn eerste en naamloze ep in 2017 schaart Tamino zich direct bij de grotere beloften van Vlaanderen. Met debuutalbum Amir lost hij zijn belofte op glansrijke wijze in.
Met enkel een repeterende gitaar die de maat aangeeft en de openingsstrofe “Something hides in every night” weet Tamino direct je aandacht te grijpen en zijn album te typeren: sfeervolle, duistere en vooral ijzersterke composities van een constant niveau. Openingsnummer ‘Habibi’ laat ook meteen horen wat voor begenadigd zanger de pas 22-jarige Belg is. Waar hij het nummer nog op een vrij lage toonhoogte begint, gaat hij naarmate het nummer vordert steeds meer de hoogte in en legt hij steeds meer emotie in zijn stem. Dit alles als opmaat naar het laatste refrein, dat de jongeling met een perfect gecontroleerde kopstem op fenomenale wijze ten gehore brengt.
Tamino-Amir Moharam Fouad is geboren op 24 oktober 1996 in Antwerpen en vernoemd naar grootvader Moharam Fouad (1934-2002), die als zanger en acteur naam en faam maakte in Egypte en de rest van de Arabische wereld. Zijn zoon, Tamino’s vader, ging terug naar Egypte toen Tamino slechts drie jaar oud was, om daar ook als zanger door te breken, maar dit werd geen succes. Zo groeide Tamino grotendeels op zonder zijn vader, maar door zijn pianospelende moeder bleef de muziek toch altijd dichtbij.
De Arabische invloeden zijn op Amir duidelijk hoorbaar, vooral op het nummer ‘So It Goes’. Met een snel ritme van typisch Arabische percussie, zoals een darboeka, en strijkers die in een Arabisch toonsysteem spelen, krijgt het begin van dit nummer een hoog Duizend-en-een-nacht-gehalte. Het refrein klinkt met zijn pulserende, elektronische geluiden en de subtiele inbreng van een piano weer een stuk westerser, maar door de darboeka die op de achtergrond constant aanwezig blijft weet Tamino deze twee werelden op een mooie manier bijeen te brengen. De angstaanjagende tremolo’s van Arabische blaasinstrumenten bouwen de spanning even later ook behoorlijk op en maken ‘So It Goes’ mede tot een van de meest interessante nummers op dit album.
Veel dichterbij huis laat Tamino zich hoorbaar inspireren door zijn collega’s en landgenoten van Balthazar. Invloeden van de aanstekelijke popmuziek van deze populaire band zijn het sterkst hoorbaar op ‘Chambers’, dat zo op Balthazars Rats had kunnen staan. Tamino’s veelzijdige stem komt wanneer hij nogal laag zingt en op lome wijze articuleert ook wel heel dichtbij de stem van Balthazar-bandlid Maarten Devoldere (tevens Warhaus), zoals het geval is in ‘Tummy’. Hoewel dit nummer een behoorlijk eenvoudige structuur heeft en, net als veel andere nummers op de plaat een klein arrangement, wordt het door de instrumentale details en vooral Tamino’s dromerige stem nergens saai. Daarnaast zorgt ‘Tummy’ net als ‘Verses’ – dat het meest afwijkt van de andere nummers – voor de juiste balans op het album. Deze twee liedjes hebben een veel lichter karakter dan de overige, wat zorgt voor een aangename afwisseling en de vijftig minuten-durende langspeelplaat makkelijk te behapstukken maken.
Hoewel stem en stijl te vergelijken zijn met Warhaus, weet Tamino met Amir zeker een eigen geluid te creëren. Tamino’s stem is door zijn enorme bereik en de emotie die hij erin weet te leggen intrigerender dan Devolderes stem, die op het tweede Warhaus-album de sensuele stem van zijn vriendin Sylvie Kreusch nodig heeft om de spanning erin te houden. Verder zijn ook de eerder genoemde Arabische invloeden onderscheidend voor Tamino’s geluid en doordat Amir de juiste balans kent en nergens verslapt, levert Tamino een debuut af waar bijzonder weinig op aan te merken valt.