Ik heb dit al eerder over deze band geschreven, maar het is zo typerend. Bij de eerste beluistering is mijn indruk altijd te luisteren naar de muzikale belichaming van de Britse stiff upper lip. Het is zo stijf, serieus, formeel en zelfs afstandelijk. Dan heb ik het in de eerste plaats over het zingen van Rob St. John en Emily Scott. Iedere emotie lijkt te moeten uitgebannen. Het beeld in mijn hoofd dat zich opdrong, was Theresa May die een Afrikaans dansje doet. Net zoals bij het voorgaande album 'Welcome Strangers', klopt dit beeld niet. Althans voor wie echt gaat luisteren.
Vanaf dat moment dringen de details zich op die er voor zorgen dat er zoveel te genieten valt. De basis van dit album en zelfs de band is een voorliefde voor Engelse folk. De inspiratiebronnen zijn bands die in de tweede helft van de jaren 60 en begin jaren 70 populair waren. Daaronder weet de band bepaalde pop- en rockelementen toe te voegen die er voor zorgen dat het album ook stevig kan klinken. De ritmesectie Harvey-Smilley kan zeker van leer trekken. Een elektrische gitaar kan het dan eenvoudig afmaken.
In de harmony vocalen zitten soms frivoliteiten verstopt die verbazen. Dat komt omdat de vrijwel volledige samenzang van Scott en St. John zo sonoor is. Zo extreem serieus. Dat zet vanzelfsprekend de toon, maar is toch slechts het halve verhaal. Die andere helft komt pas te voorschijn voor wie het album serieus neemt en gaat beluisteren. Vanaf dat moment presenteert zich de ene na de andere verrassing, met als gevolg dat er zich alweer een plaat heeft opgedrongen voor mijn eindejaarslijstje. Het begint zelfs al wat druk te worden daar.
Dit is een bewerking van een Engelstalige post op
WoNoBloG.