Nu Fontaines D.C. zichzelf voor de vierde keer opnieuw uitvindt, en nog steeds hun sound verbreedt, past daar een band als het Britse Wunderhorse als support act perfect bij. Ook deze band rondom voormalig Dead Pretties boegbeeld Jacob Slater wijkt sterk van de postpunk principes af en neigt zelfs naar de voedzame grunge die de jaren negentig zo fraai grijs inkleurt. Logisch dus dat hij naar de Pachyderm Studio in Minnesota uitwijkt, waar Nirvana de lastige Nevermind opvolger In Utero opneemt en PJ Harvey aan het Rid of Me garagegeluid werkt, een album waar ze zich beter dan het debuut mee identificeert. Met Rolling Stones producer Craig Silvey leggen ze de lat op immense hoogte en voldoen ze in ieder geval aan hun eigen verwachtingen.
Wunderhorse is verfijnder dan de funkende swingende Dead Pretties garagepunk, dromeriger en minder rauw. Na de goed ontvangen donkere Cub eersteling waar het gezelschap uit dezelfde inspiratiebron als Nirvana put, en diep in de jeugdige depressies, verslavingen en vernietigingsdrang van Jacob Slater graaft, volgt een onverwachte folkpop soloplaat. Pinky, I Love You zet iedereen op een dwaalspoor en net als bij Dead Pretties, voorspel je bijna onbewust een voortijdig einde van de band. Zeker als je weet dat Jacob Slater moeilijk met succes kan omgaan, en de drang heeft om zich weg te cijferen. Waar Cub nog schittert met toegankelijke popdeuntjes, duikt Midas de diepte in.
Dat het Midas titelstuk verder reikt dan de persoonlijke ellende en vooral een wijzende vinger naar de grootkapitalisten is, geeft min of meer al aan dat de singer-songwriter met zichzelf in het reine is gekomen. Het zijn nog steeds de door Lloyd Cole in de jaren tachtig bezongen ratelslangen die vanuit cleane witte kantoorruimtes de lijnen uitzetten en graaiend het geld binnen harken. Wunderhorse heeft het geluk dat ze bij het redelijk onafhankelijke Communion zijn ondergebracht, al loeren de aasgieren op deze talentvolle jongvolwassen band.
Na de verhalende Midas waterval volgen de melodieuze uptempo Rain hersenspinsel kronkelingen, waar Jacob Slater trouw aan zijn Britse roots blijft, en aansluiting bij romanticus Morrissey zoekt. Het is de angst dat buitenstaanders control freak Jacob Slater in de ontwikkeling afremmen, en hem noodgedwongen een mainstream richting in duwen. Waarschijnlijk verschuilt de zanger zich daarom wel achter de gitarist Harry Fowler, drummer Jamie Staples en bassist Peter Woodin ploegmaten. Als krachtig blok kan je jezelf beter tegen het onrecht bewapenen, anders walst men moeiteloos over je heen.
De slapeloze Emily nachtmerries, waar kwellende herinneringen loze ruimtes herhalend invullen, prikken op de gevoelige plek. Zonder nadrukkelijk in details te treden voel je de mistige aura beneveld boven de herfsttrack hangen en zorgt shoegazer noise voor een moerassig verstikkend speelveld. Wat is Jacob Slater toch een heerlijke zanger. Zo mooi hoe hij moeiteloos in het net zo deprimerende Silver naar kopstem overschakelt om vervolgens weer de diepere lagen af te bakenen. Ook hier die zelfdestructieve houding, woede en schaamte omdat het ideaalbeeld niet haalbaar is. Menselijk bijna, kwetsbaar zeker. Het is die antihelden-mentaliteit, de weirdo, de creep, onzeker en gebroken.
Arizona maakt zich voor de overtocht klaar. Amerika wenkt en verwelkomt Wunderhorse. Harry Tristan Fowler laat de gitaar stemmig janken. Het is de triestheid van een vergeten slaapliedje, dat voorheen de demonen buiten de deur houdt. Het zijn de woestijnbloemen welke door waterarmoede een stille dood sterven. Het is de duisternis als een nachtlichtje sussend dooft. Huilen naar de maan, die je minachtend negeert. Het licht optimistische Superman gitaarlidje bezit een magistrale opbouw, waar climaxen elkaar overbluffen en het kloppende dodenmars roesritme het aftellende tempo aangeeft. July heeft zijn oorsprong in de muzikale industriële revolutie, met kwaadaardige gewelderupties en amper aan de geluidsmuur ontsnappende noise explosies. Ze symboliseren de drukkende stilte als telefoongesprekken uitblijven, antwoordapparaten slechts vragen oproepen en de stilte slagvaardig om zich heen mept.
Cathedrals tekent de hardzacht principes van een jaren negentig rocksong verder uit. Tegenstrijdigheden die samen als een chemische oerknal tot ontploffing komen. Wat toen nog vernieuwend was, voelt tegenwoordig wat achterhaald aan, maar het werkt nog steeds. Kolossale bouwwerken die in een klap tot stof vervagen. Het Girl liefdesliedje is onbevangen indiepop met een hoog Pixies gehalte, lief, vrouwvriendelijk, zacht wiegend. Bevredigend, al ontbreekt die luidruchtige gitaartwist niet. Verwacht je vervolgens dan de afsluitende Aeroplane countryrock? Nee, eigenlijk niet. Ergens voelt het vertrouwd aan, al is het tijdens optredens vaak een saai intermezzo dat dient om de glazen nogmaals te vullen. Hopelijk ben je dan op tijd terug om getuige te zijn van de onmisbare Harry Tristan Fowler soleergekte. Wunderhorse bewees zich in het verleden al in de rol van Pixies, Foals en recentelijk Fontaines D.C. voorprogramma. In die hoedanigheid schikken ze zich ook aan de meer folky gerichte Declan McKenna en publiekslieveling Sam Fender. Midas is een goede plaat, eentje die je na een concert blindelings aanschaft. De perfecte opwarmer voor de hoofdact.
Wunderhorse - Midas | Alternative | Written in Music - writteninmusic.com