Ik schilder. De eerste zomerdag van het jaar, warm genoeg om de mantel thuis te laten, koel genoeg om niet te zwemmen in okselvijvers, de autorit naar een water, dicht genoeg voor een daguitstap, ver genoeg om naar uit te kijken, lichte drukte, onderweg en ter plekke, maar ultiem zondags vertier! Dat is Free as the Wind.
The Crusaders brengen een nette mix van jazz, R&B en funk, maar niet zonder de randjes. Dat blijkt meteen uit de eerste tonen van het album, waar de drummer gelijk een stevige breakbeat lijkt in te zetten. Het zijn ook vooral de drums van Stix Hooper en de gitaren die zorgen voor karakter in de muziek, terwijl Joe Sample’s piano en de saxen voor het gladdere gehalte zorgen. Deze combinatie zorgt voor een eigen geluid, in geen geval gelikt. Niet vanzelfsprekend voor deze soort in die tijd.
De rollen worden ook wel eens omgekeerd: zo zijn het in de negen minuten van Sweet n’ Sour net de keys en blazers die voor een smeriger funkgehalte zorgen terwijl drum en gitaar de smoothness behouden. In alle gevallen blijft alles in harmonie en zit de instrumentatie gewoon waar het moet zitten. Ieder krijgt z’n glorieus moment zonder dat het een beurtrol wordt, het volgt allemaal de gang van de natuur.
Dat de enige vorm van zang in wat background talking zit vervat is niet echt een gemis. Daarvoor zijn de melodieën te sterk. Zowat elk nummer heeft een hoog herkenbaarheidsgehalte, alsof je de songs
al jaren luistert. Het hadden evengoed interpretaties van grote klassiekers kunnen zijn, het zijn nochtans stuk voor stuk originele composities. Een nummer als hun eigen klassieker Street Life mag dan ontbreken, het niveau van deze instrumentale plaat is zo constant zo hoog dat het niet eens een gemis is.
Als alles meezit en in de juiste plooien valt, geen vuiltje aan de lucht. Free as the Wind.