Zoals bij de meesten was mijn eerste kennismaking met Kansas via single
Dust in the Wind, voorjaar 1978 een hit in Nederland. Toen ik drie jaar later de bijbehorende lp kon lenen, aarzelde ik niet.
Als dit streaming was geweest, was ik vermoedelijk weggezapt. De single was de enige ballade en verder stond er niet rechttoe hardrock/metal of sferische new wave op, mijn favoriete oormaaltijden in 1981. Maar het was vinyl. Ik had nauwelijks platen en voor het lenen uit de bieb was betaald met mijn fietsverslindende krantenwijk.
Dus zette ik ‘m nogmaals op. En nog een keer. Etcetera. Geleidelijk wende ik aan de nieuwe wereld die ik was ingestapt, om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat dit ge-ni-aal was.
Ik zou meer symfonische rock gaan ontdekken, of progrock zoals het tegenwoordig wordt genoemd. Toch blijft dit mijn favo band in dit genre. Sterker nog, als ik naar een onbewoond eiland mét elektriciteit zou worden verbannen met als enige gunst het meenemen van één album, dan zou het er eentje van Kansas zijn. De redenen hiervoor klinken allemaal op
Point of Know Return (mooie woordspeling vind ik dit nog altijd, een mini-levenswijsheid die je op kruispunten in je leven tegenkomt).
Ten eerste de geniale composities van vooral Kerry Livgren, waarin ingewikkelde muzikale hoogstandjes rijkelijk samengaan met pakkende melodieën. Dan de magnifieke stem van Steve Walsh, helder met soms een rauw randje, vól emotie. Vervolgens het briljante, soms furieuze drumwerk van Phil Ehart; ik kan een Kansasplaat opzetten om alleen maar daarop te letten. En ook de heerlijke toetsen- (Walsh en Livgren) en gitaarpartijen (Rich Williams en Livgren), die ingenieus en toch pakkend zijn, op
Sparks of the Tempest zelfs funky. Minder opvallend is het basspel van Dave Hope, die knap de brug slaat van ingewikkelde drumpatronen naar de melodieën van de anderen. Daarbij de teksten van Livgren, die bezig was met een zoektocht naar de zin van zijn bestaan en dat fraai verwoordt, zonder zweverig te worden (zoals
Hopelessly Human). Als uitsmijter noem ik het vioolspel van Robbie Steinhardt, de man die eveneens gezegend was met een prachtige stem; lager dan die van Walsh, waardoor er een heerlijk contrast ontstond.
De heldere productie van Jeff Glixman en de fraaie binnenhoes met enkele geintjes wat betreft de gebruikte instrumenten, maken dit alles af. Sommige keyboardgeluiden klinken met hedendaagse oren ouderwets, maar dat dachten we ooit ook van het hammondorgel of het wah-wahpedaal.
In
Seeds of Change, de biografie van Kerry Livgren, vertelt hij dat
Dust in the Wind ontstond als een tokkeloefening en dat zijn vrouw hem aanspoorde het voor Kansas te gebruiken. Het leverde pardoes de door platenmaatschappijen Kirshner/CBS fel begeerde hitsingle op.
Favoriete nummers kiezen valt mij zwaar. Vandaag zijn dat het gecompliceerde
Closet Chronicles,
Lightning’s Hand met dreigende zang van Steinhardt en het weemoedige
Nobody’s Home met deels een oneven maatsoort.
Een album dat nooit verveelt en het begin werd van een verzameling van hun werk op vinyl, cd en dvd. Bovenaan mijn wenslijstje staan momenteel de moeilijk te verkrijgen biografie van Livgren én het
onlangs verschenen soloalbum van de dit jaar overleden Robbie Steinhardt.