Deze EP duurt ongeveer 30 minuten, en is ook een ideale instapper om te beginnen aan de discografie van Between the Buried and Me; het geeft meteen een mooi beeld van hetgeen de band is anno 2011. Drie lange nummers, brutale grunts worden afgewisseld met mooie cleane zang; knotsgekke passages worden afgewisseld met bijzonder sfeervolle stukken muziek. Between the Buried and Me is meer dan een metalband, daar ben ik van overtuigd. Ze gebruiken ook veel meer dan alleen bruut, lomp geweld om de luisteraar mee te drijven.
De titel van de plaat had evengoed ‘Three Monsters’ kunnen zijn, want dat staat u ook precies te wachten; drie monstersongs. ‘Specular Reflection’ begint creepy, met donkere keyboardtoetsen van Tommy Rogers, tevens de man die met z’n stem onnavolgbare toeren uithaalt. Het stevige gitaarwerk is te danken aan Paul Waggoner en Dustie Waring, en zij doen meer dan hun job. Het gitaarwerk draagt bij aan de donkere sfeer, en de riffs zijn soms zo loodzwaar dat je dreigt in te storten.
Daarbovenop is ‘The Parallax: Hypersleep Dialogues’ een enorme energieboost, altijd gebeurt er wel wat dat je aandacht erbij houdt, dat je wakker houdt, alsof het een magistrale droom betreft, die zich afspeelt in de realiteit. Dertig minuten lang wordt je van het ene razendsnelle stuk naar het andere afgeschoten; met daartussen ook af en toe een adempauze, vooral opgesmukt met cleane zang, en ongelooflijk belangrijk, want, de sfeer hangt voor een groot deel daar van af.
Ik merk ook een zekere speelsheid op in hun muziek van tijd tot tijd. Het keyboardspel helpt daarin een handje, maar ook meer externe geluiden, zoals de “kinderboerderij” in ‘Augment of Rebirth’ (als je de song te horen krijgt, weet je vast wel wat ik bedoel). Dat staat dan weer helemaal haaks tegenover de bruutheid, lompheid en razernij die het merendeel van de plaat overheersen; een stevige whisky, met een vleugje fruit. Zo smaakt de plaat mij toch.
Ik heb het soms niet zo begrepen op cleane zang bij dit soort muziek, maar hier pakt het echt geweldig goed uit. Elke song bezit minimum 1 geweldige passage met cleane zang, en dat zijn voor mij dan ook de absolute hoogtepunten op deze plaat. Het drumwerk van Blake Richardson is ook erg goed, maar ach, op deze plaat is gewoon alles erg goed. Tot slot nog even de bassist vermelden: Dan Briggs. Hij legt een solide basis, zoals elke goede bassist dat kan, natuurlijk. Rogers heeft dit jaar trouwens al een soloplaat uitgebracht, ontdek ik nu net. Bezig baasje.
Maar, dit is dus een EP, en het blijft wachten op een echte opvolger van ‘The Great Misdirect’. Die vind ik net wat minder dan ‘Colors’, maar ‘Colors’ is dan ook een pijler in de metalwereld van de 21ste eeuw, als je ’t mij vraagt. Een EP waar ik vooraf van dacht: dat wordt een geinig zoethoudertje tot de volgende langspeler, maar meer ook niet, blijkt dus gewoonweg een sterke, op zichzelf staande plaat te zijn, die nog veel draaibeurten gaat krijgen van mij.
4 sterren