Ik heb Caribou altijd beschouwd als een soort overgangsplaat, alsof John besefte dat hij tussen de twee meesterwerken Goodbye yellow brick road en Captain Fantastic even wat gas moest terugnemen, een tussendoortje om even wat stoom mee af te blazen en wat rondslingerende composities op te lozen. Hij had dat natuurlijk ook kunnen doen in de vorm van een verzameling B-kantjes en outtakes, of een plaat met geliefde covers uit je jeugd zoals Bowie, Lennon en The Band die rond die tijd ook maakten, maar in plaats daarvan schreef hij gewoon even een nieuwe plaat bij elkaar, en hoewel je mij niet gaat horen beweren dat dit album het niveau van zijn voorganger of zijn opvolger aantikt vind ik Caribou eigenlijk vooral het bewijs dat John gedurende het eerste decennium van zijn carrière zodanig geïnspireerd was dat zelfs zijn tussendoortjes nog een geweldig hoog niveau haalden.
Sterker nog, de twee singles die hier bij de favorieten ook stijf bovenaan staan vind ik eigenlijk de minste nummers van de plaat (The bitch is back klinkt geforceerd-rockend, en Don't let the sun go down on me duurt er uuuuren over om aan te komen bij een refrein dat vervolgens ook nog eens dreigt te worden overstemd door een veel te overdadig gearrangeerd en in woordloos drama zwelgend Beach Boys-achtig koor). De rest van het album daarentegen getuigt voor mij van een grenzeloos spelplezier, een enorme inventiviteit, een groot vermogen om in de meest verschillende stijlen toch perfecte popnummers te smeden, en vooral (zoals bij John gebruikelijk) een fabelachtig reservoir aan pakkende melodieën.
Pinky is een lieve en zeer tedere liefdesbetuiging, Grimsby een aandoenlijke ode aan een klein en zeer Engels kustplaatsje (lekkere fuzzgitaar van Davey Johnstone), Dixie Lily tegelijkertijd een fraaie pastiche en een prima serieus te nemen stukje Americana (met opnieuw geweldig snarenwerk van Johnstone), Solar prestige a gammon een grappige zonnige "Italiaanse" popsong die schreeuwt om een cover van Dean Martin (met dank aan de xylofoon van Ray Cooper, de veelzijdige percussionist die op dit album officieel tot Johns begeleidingsband is toegetreden), You're so static is alles dat The bitch is back had moeten zijn (en hier klinkt de gitaar nu bijna als een orgel), op het paranoïde I've seen the saucers krijgt Cooper zóveel geluidjes uit zijn verschillende percussie-instrumenten dat ik had durven zwéren dat er een synthesizer of een theremin bij zit, van Stinker druipt het vuil bijna af (met dank aan de manier waarop Bernie Taupin de woorden van zijn tekst mede om hun grofstoffelijke klank lijkt te hebben gekozen: "Seeds and weeds and muddy meals / Crawling around the earth", "Burnin' vermin stink"), en Ticking heeft niet alleen een benauwende tekst die elk jaar profetischer lijkt te worden maar ook een prachtige melodie die paradoxaal genoeg door het karige arrangement juist extra diepte krijgt. Nee, voor mij heeft Caribou echt veel te veel kwaliteiten (en hoogtepunten) om als tussendoortje of "mindere plaat" te kunnen worden afgedaan. Gewoon een volwaardige, kwalitatief hoogwaardige en bovendien extreem gevarieerde plaat in Johns discografie. (4 weken nummer 1 in de Amerikaanse albumlijsten, en dát met zo'n fabuleus lelijke hoes.)
Nog iets grappigs: in het boekje bij de CD-remaster uit 1995 vertelt John Tobler dat Elton John zó genoeg had van al die mensen die zijn nummers op zoveel manieren probeerden te ontleden dat hij Bernie Taupin tenslotte opdroeg "[to] go write any old meaningless rubbish. So he wrote Solar prestige a gammon, but little did I know, the swine, five fishes were mentioned in it, so then we had all those other religious maniacs saying 'But there are five fishes'." In een boekje met interviews uit 1974 noemt John echter een heel andere aanleiding: "The Beatles did a medley with a nonsense Italian thing [Sun King] on Abbey Road, so Bernie wrote a song with different words that just meant nothing, which obviously we're going to be a prime target for."