Wat een prachtige plaat is en blijft dit toch. Het geluid is fabelachtig warm (met dank aan Gus Dudgeon), de sound van elk instrument is precies zoals hij zou moeten zijn en de melodieën (àlle melodieën) zijn ijzersterk. Chappaqua is voor mij het hoogtepunt, 635 seconden perfectie, geleid door de sax maar steeds aangestuurd door de toetsen en de pratende bas, en de roffels (4:26!) en het bekkenwerk (bijvoorbeeld vanaf 5:20 in samenwerking met die stiekeme tamboerijn, maar ook vanaf 7:03 en tijdens de laatste anderhalve minuut) van Hans Waterman geven aan dit nummer een hemelse swing. Toch zakt het album ook na die opener nergens in, want elk nummer zit goed in elkaar, de zangpartijen storen niet en zijn vaak uitstekend met de muziek verweven (Third line), de koortjes zijn gloedvol en effectief, en zelfs wanneer er even gas terug moet worden genomen levert dat een knappe ballade op. Leuk ook die geluidjes die niet meteen zijn te plaatsen, zoals dat geluid van die blazer op Whirligig vanaf 2:49 – zo zit de hele plaat eigenlijk van seconde tot seconde vol moois. Superlatieven schieten te kort voor dit album, en ik blijf bij het standpunt dat ik op 8 mei 2012 verwoordde : nog altijd het beste album dat ik ooit van een Nederlandse band heb gehoord.