Laat ik beginnen met dit te zeggen: ‘Twin Infinitives’ klinkt als niets wat ik ooit tevoren heb gehoord. Een beetje een clichématige uitroep, ik weet het, maar ik zou niet weten hoe ik anders zou moeten openen. Het is dan ook opzienbarend wat Paalhaas in z’n bericht zegt, dat deze plaat namelijk gemaakt is tijdens drugvrije periodes. Want 69 minuten nadat je op de “Play”-toets hebt gedrukt om dit album te laten spelen, vraag je je niet af of ze drugs hebben genomen, maar eerder hoeveel.
’t Is een plaat die kant noch wal raakt, er lijkt überhaupt helemaal geen lijn in te zitten naar mijn mening. Maar goed, dat hoort wel bij het noisegenre, waar deze plaat wel wat van weg heeft. Verder heeft het ook wel iets psychedelisch, met die trippende gitaarecho’s en soms freaky vocalen. Avant-gardistisch klinkt het ook, futuristisch zelfs, het klinkt soms erg metalig en post-hedendaags, alsof de plaat is meegereisd met een tijdreiziger uit het jaar 2148. Ik zeg maar wat.
Interessante, eigenaardige en vooral eigenzinnige muziek maken, daar zweren heel wat artiesten bij. Ze pretenderen ook allemaal dat ze echt interessante, eigenaardige en vooral eigenzinnige muziek maken. Maar briljant vind ik het zelden. Oké, er zijn wel wat uitzonderingen, denk ik dan. Zo heb je Comets on Fire, een zijproject van Ben Chasny, u ongetwijfeld beter bekend van Six Organs of Admittance. En de gekheid van Captain Beefheart en Frank Zappa weet ik ook altijd wel te waarderen. De voorbeelden van het tegenovergestelde zijn echter veel talrijker. ‘Metal Machine Music’ van Lou Reed vind ik maar niets, en ook dingen als ‘Cosmic Interception’ van Von Lmo komen bij mij niet hoger uit dan een “zozo”. Als ik het zo bekijk, heb ik meer voorbeelden gegeven van goeie eigenzinnigheid dan slechte.
En waar valt Royal Trux nu onder te brengen? Enfin, ‘Twin Infinitives’? wat mij betreft, er een beetje tussenin. Ook dit vind ik niet briljant, maar hemeltergend is het zeker niet. Ik weet het zeker te waarderen, dit plaatje en zijn grillige, duistere sfeer. De echo’s, de geluidslagen, de aparte vocalen, ’t is allemaal goed gedaan, en bij sommige songs klopt het plaatje dan ook, zoals de opener. Die duurt misschien maar een goeie 2 minuten, maar die vind ik echt heel erg goed. De ideale manier om in zo’n complex werkstuk te worden gesleurd. Een uitnodiging.
Wat nog typisch is aan deze plaat, is dat praktisch elke track eindigt in stilte. Dat varieert van enkele seconden tot een halve minuut of zelfs langer. Ik weet niet of dit ook zo is op plaat, maar ik vind het best kunstzinnig, en stoor me er zeker niet aan. Het lijkt alsof men de luisteraar na elke trip wat respijt wil geven, om op z’n effen te komen.
De titels van de songs zijn niet overdreven, in de zij van “kijk wat voor weirdo’s wij zijn”, en dat weet ik wel te smaken. Een goeie titel is altijd belangrijk, zeg ik altijd, en daar let ik dan ook altijd op. In de wereld van de literatuur kijk ik altijd eerst of de titel me aanstaat, en ook in de muziek speelt dat een rol. Geen overheersende rol, want het is nog altijd de muziek die ‘t ‘m doet, natuurlijk. De lyrics vinden is geen makkelijke klus, maar degene die ik gevonden hebben, zijn meer dan behoorlijk, met af en toe een erg goeie en verrassende zinsnede, zoals in het fantastisch getitelde ‘Chances Are the Comets in Our Future’. Het is een mix van futuristisch, mysterieus gezemel en ontnuchterend realisme. Het ene moment wordt er knap gejongleerd met beeldspraak (“chances are doors that just open up”), om dan keihard in het gezicht te slaan met een lijn als “You can move so many, many times; our home is everywhere we’ve been”.
‘(Edge of the) Ape Oven’ is de hardste noot om te kraken. Het nummer duurt een kwartier, maar ik vind het na enkele luisterbeurten uitgroeien tot een klepper van een song. Het vreemde begin, alsof ze een jamsessie inzetten, trekt meteen mijn aandacht. Langzaam wordt er een heerlijke riff overheen gestrooid. Het gitaarwerk is om duimen en vingers af te likken. De enige song waarvan ik wel kan zeggen dat ik ‘m briljant vind.
En dat is toch overall wat te weinig, één track op vijftien. Tuurlijk, er zijn nog wel songs die absoluut de moeite waard zijn (opener, ‘Chances Are the Comets in Our Future’, om er maar een paar te noemen), maar dit is ‘m toch net niet voor mij, die briljante avant-garde. Ik kan er prima naar luisteren, en ervoor gaan zitten, even al mijn andere bezigheden met mijn imaginaire afstandsbediening op pauze zetten, maar dan nog mist er iets. Het slokt me niet helemaal op. Tegen wil en dank ontsnapt mijn focus soms uit dit spinnenweb, en dat is niet de bedoeling. Ik denk dat de plaat ook een ietsje te lang is, maar ik heb alle respect voor de speelduur, het concept, etc., want de mannen van Royal Trux zullen er zeker een hele bedoeling achter hebben zitten.
‘Twin Infinitives’ is een plaat die je best niet elke dag opzet. Of net wel. Het is een lange trip, die je ternauwernood overleeft, maar waar je als bij wonder toch zonder kleerscheuren weet uit te komen. Met andere woorden: het is een intense beleving, maar het raakt me te weinig.
3,5 sterren