Verdorie. Na een enorm uitgebreide recensie slaagde internet erin mij uit te loggen van MusicMeter, zodoende het hele stukje over Islands weg te vagen in de schimmen der cyberspace. Een uur schrijfwerk en aandachtig luisteren naar de filistijnen geholpen. Maar bovenal: enkele mooie zinnen die ik niet meer op kan duikelen uit mijn geheugen voorgoed verdwenen. Laat ik het opnieuw proberen. Ditmaal in Word.
Mij zullen ze niet hebben.
De samenstelling van King Crimson ten tijden van Islands zal me een worst wezen, eerlijk gezegd. Dat is misschien opvallend te noemen, omdat het verdwijnen van een bandlid vaak een ander geluid met zich meebrengt. Nochtans kan ik mijn vinger daar nooit op leggen. Veranderingen in stijl verklaar ik altijd als een progressie die de band maakt; een ontwikkeling om alle hoeken van het muziekspectrum te ontdekken. Gewoon, omdat ze het kunnen.
Dit gezegd te hebben, zal ik niet verder uitweiden over wat mijn theorie is over de samenstelling van de band en hoe je dat terug hoort in Islands. Gewoon, omdat ik die niet heb. Wat ik wel heb, is een enorme interesse in de laatste twee nummers. Mijn voornemen om King Crimson in chronologische volgorde te luisteren heb ik op een zijspoor gezet. De opvolger van het debuut, In the Wake of Poseidon, werd om twee redenen niet aangeschaft, en dat zijn a) het voorbij komen van potentieel interessantere platen en b) wat onduidelijkheden bij het in bezit krijgen van de plaat bij wijze van cadeau. Hoewel de aanschaf door mijzelf nu hoog op de muzikale agenda staat, leg ik me neer bij Islands, die mijn aandacht wist te trekken tijdens het afspelen van de cd bij wijze van een achtergrondmuzieksessie.
Om die laatste twee nummers te begrijpen moet je de rest van de plaat ook gehoord hebben, om ze in perspectief te zetten. In die regel ligt het feit dat juist de voorgaande nummers de kwaliteit en mijn interesse in die nummers versterkt. Het voortkabbelende Formentera Lady is een prima start, met een doorgedraaide saxofoon die de jazzy sfeer erin drukt; het kabbelende ritme geeft een onderhuidse spanning met zich mee, alsof het naar een climax toewerkt. Een climax die niet komt, of tenminste, niet geheel bevredigend is. De gezellig klinkende violen die opkomen tegen het einde van het nummer geven het geheel een gevoel van kroegkameraadschap. Heel vreemd.
Sailor’s Tale begint als een onbeduidend stukje jazz, compleet met een overstuurde viool. Ik ben blij als dat rond de twee en een halve minuut is afgelopen. Die scherpe gitaar is leuk, tezamen met die lichte violen op de achtergrond. Heel leuk gedaan. Jammer als de jazz weer het nummer binnendringt, maar de zware blazer op 4:30 laat alles op z’n plek vallen. Ineens klopt het allemaal, krijgt het nummer de snelheid waar ik op aan het wachten was. Alsof je met een speedboot tussen eilanden vliegt en je met een rotvaart op een rotspartij afstevent, om alvorens met pruttelende, kabbelende motor en piepende propellers tot stilstand te komen. Het enige dat je dan nog hoort is de onheilspellende waas van schrik; de zware blazers die me even doen denken aan het gerommel van Lustmord.
The Letters begint veelbelovend, en het lijkt erop dat de jazzelementen – waar ik, zoals nu wel duidelijk zal zijn, geen fan van ben in deze vorm – verdwenen zijn. Maar toch, op 1:15 dringen die stomme zware blazers weer bruut het nummer in en is het gedaan met de rust. Zal allemaal wel onder het kopje experimenteel of kunstzinnig vallen, daar valt mee te leven. Dacht ik het eindelijk gehad te hebben, kromt de dramatische kreet “Impaled on nails of ice!” mijn tenen en schrik ik weer even wakker. Na jazz nu ook nog heavy metal invloeden, zo lijkt het wel. Niet my cup of tea. Ladies of the Road dan weer wel. Op een of andere manier doet dit nummer me denken aan het werk van The Beatles. God, waar ken ik dit toch van? Dit komt me heel bekend voor. Of klinkt dit nergens naar, en is dit gewoon de pure King Crimson? Mocht dat zo zijn, bravo: dit klinkt tijdloos en memorabel!
Voor het grootste gedeelte weet Islands me niet te overtuigen. Hoewel de melodieën prima zijn, en het slechts af en toe wat vlak en nietszeggend schijnt, weten sommige momenten je uit een droom te helpen waar je het liefst in had willen blijven. Zo niet bij het drieluk Prelude/Song of the Gulls en het titelnummer, waar ik met het schrijven mee begon. Ineens wordt alles overboord gegooid; Prelude/Song of the Gulls is je reinste klassieke muziek. En wat voor iets: sprookjesachtig, bijna Middeleeuws inderdaad. Als iets totaal anders is dan het voorgaande, dan ben ik geïnteresseerd. Ik verwerp de jazz en geef me over aan de pracht en praal die het einde te bieden heeft. Nummer vijf zet me op de felbegeerde wolk, en Islands laat me naar boven zweven. Prachtige teksten (“Gaunt granite climbs where gulls wheel and glide/Mournfully glide o'er my island/My dawn bride's veil, damp and pale/Dissolves in the sun.”) – let vooral op de “…o’er…” – en dan het refrein; “Beneath the wind turned wave/Infinite peace/Islands join hands/'Neathe heaven’s sea...” Kalm en langzaam gezongen met een bijna spirituele, religieuze inslag. Fantastisch. En dan die saxofoon. Ja, zelfs die troostende saxofoon kan dit niet meer verknallen. Alsof alles gedoemd is, en je uiteindelijk toch maar bij de pakken neer moet gaan zitten. Die saxofoon verteld je wel dat alles goed is. De tweede keer dat het refrein gezongen wordt is hemels. “Infinite peace…” Zeker weten! Vanaf 3:56, als de violen in de verte op komen zetten, is er een rust in aantocht die op omstreeks 5:20 definitief bezit van me neemt en me pas aan het einde los laat. Bij het derde refrein zweef ik op mijn kleine roze wolkje weg, naar boven, en boven, en boven. “Infinite peace…” Zucht…
En dan besef ik me opeens iets dat ik in mijn vorige versie van mijn recensie over het hoofd heb gezien. Zouden die laatste twee nummers dezelfde impact hebben als de rest van de cd ook zo goed zou zijn? Hoewel ik zeker niet wil beweren dat dit slecht is; de songteksten springen er bovenuit. Poëtisch veel te ver doorgedreven hindert me niet; het hoeft niets te betekenen voor mij. Zet een hoop mooie woorden achter elkaar, brouw er mooie zinnen mee, en je hebt me betoverd.
Maar nu ben ik dat even niet. Na drie keer het album achter elkaar gehoord te hebben, om er aandachtig naar te luisteren en er iets over te schrijven, heb ik het even gehad met roze wolkjes en sprookjes. Hopelijk heb ik toch nog een beetje succes met deze tweede schrijfpoging.