Na
Corridors of Power (1982) was het lastig te volgen wie er speelden in de band van Gary Moore en wat de opvolger van welke plaat was. Waarschijnlijk was ik, grote fan, niet de enige die het niet meer snapte. In 1983 verschenen namelijk vier albums van de man: twee studio- en twee liveplaten. Livealbum
Rockin' Every Night trof ik slechts aan via dure Japanse import.
Het datzelfde jaar verschenen
Live was wél voor een fatsoenlijke prijs te krijgen, maar met een bijna geheel andere band, inclusief andere zanger. Ook die durfde ik niet aan te schaffen, want: weinig geld, veel keus en bang voor een miskoop. Om de laatste twijfels weg te nemen was daar mijn cassettebandje met het Pinkpopconcert, waarover dadelijk meer.
Wél bestudeerde ik de hoezen in de winkel, als ze niet de dorpsbieb bereikten. Mijn verbazing in 1983 was groot, toen ik de hoes van
Rockin' Every Night bekeek: John Sloman als zanger, van voorheen Uriah Heep? In de bladen had ik gelezen dat Moore kláár was met zangers: iedere keer weer kraaiden ze vals. Dan kon hij het beter zelf doen, ook al wist hij dat zijn gitaarspel beter was dan zijn zang.
En inderdaad, in datzelfde 1983 stond hij zonder Sloman op Pinkpop. Het concert nam ik op bij de KRO. Dat cassettebandje is allang weggegooid, maar leve
YouTube! In Geleen klonken in tegenstelling tot dit
Rockin' Every Night wél
Cold Hearted, de fusionrock van
Hurricane waarin tevens een drumsolo, en het met Phil Lynott geschreven
Parisienne Walkways. Op Pinkpop ontbraken dan weer
Rockin’ and Rollin’ en
Sunset van deze liveplaat. De ultrasnelle gitaarsolo
White Knuckles staat op beide sets, maar in de Nederlandse versie heeft Moore daarin
Tulpen uit Amsterdam verwerkt! De gehele setlist van Pinkpop vind je op
setlist.fm.
Terug naar het Japanse
Rockin’ Every Night. Vooral op het podium was duidelijk hoe goed Gary Moore als gitarist was, zeker in deze uitgebreidere liveversies. De overige namen in de groep zijn eveneens indrukwekkend, allemaal namen die ik kende van platen van Deep Purple en Purplekinderen Rainbow en Whitesnake: drummer Ian Paice, toetsenist Don Airey en bassist Neil Murray. Een geoliede machine van topmusici. Mijn favorieten:
Nuclear Attack met zijn dreigende toetsenintro en de uitgesponnen versie van
I Can't Wait Until Tomorrow.
Al met al een lekker plaatje, maar de Pinkpopversie doet me meer. Het zal de nostalgie wel zijn, want qua audio is
Rockin’ gewoon beter. In 1986 verscheen hij dan eindelijk in een Europese editie, maar toen had ik geen zin om een "oud" album aan te schaffen. In '83 kocht ik wél
Victims of the Future, de reguliere opvolger van
Corridors.
De biografie van Gary Moore ligt hier klaar om te worden gelezen, daar kom ik vast meer tegen over de achtergronden van de talrijke bezettingswijzigingen en het rommelige releasebeleid.
Vandaag grinnik ik nog even om de Pop Encyclopedie van Oor, editie 7 (1990) die over Sloman op dit album schrijft dat "
[…]die de meest walgelijke, valse keelklanken en uithalen staat te produceren”. Nouuuuu, zó erg is het ook weer niet, maar soms doet hij iets te veel zijn best. Ook ik hoor dan liever Moore zingen.