American III: Solitary Man is de derde plaat in een reeks van zes, waarvan er eentje postuum werd uitgebracht: de zogenaamde American Recordings van Johnny Cash, onder goedkeurend oog van Rick Rubin. De albumcover is er alweer eentje in donkere tinten. Er hangt, ook door de wazigheid van de foto, een eenzaam kantje aan, wat nauw aansluit bij de titel van de plaat.
Opener I Won’t Back Down is een song van Tom Petty, die samen met enkele Heartbreakers (Benmont Tench op toetsen, Mike Campbell op gitaar) weer meedoet op dit album. En zo fraai het origineel reeds is, maakt deze ingetogener versie van Cash misschien nog meer indruk. Hetzelfde kan in principe gezegd worden van Solitary Man, geschreven door Neil Diamond. The Man in Black maakt indruk, beangstigt zelfs ietwat; is het einde nabij? Cash begon namelijk steeds meer te sukkelen met zijn gezondheid, en dat had duidelijk zijn weerslag. Toch is hij in de liner notes van het album verrassend positief gestemd, en dankt hij als godsvruchtig man de Heer (The Master of Life, zoals hij het fraai uitdrukt) voor het leven dat hij geleefd heeft. Een terugblik op een rijkgevuld leven, in dankbaarheid.
En zo staan er wel meer covers op die, wat mij betreft althans, het origineel overstijgen. One van U2 is daar misschien wel het treffendste voorbeeld van. Het zoveelste staaltje van Cash zijn vermogen om andermans songs meesterlijk te interpreteren. Waar het origineel iets van zijn glans heeft verloren doorheen de jaren, blijft deze versie fraai glinsteren en ontroeren. Pure klasse!
Een andere absolute favoriet van mij is That Lucky Old Sun, een wondermooi liedje geschreven door Beasley Smith (muziek) en Haven Gillespie (tekst) in 1949. Een prachtkeuze wat mij betreft, want dit is één van mijn favoriete “oldies”. De song weet steeds een – wat trieste, misschien – glimlach op mijn gelaat te toveren. Grappig om weten is dat de inspiratie om deze song te kiezen wellicht te vinden is in zijn jonge jaren, want naar eigen zeggen won hij ooit een talentenjacht door dit nummer te berde te brengen.
Nobody is vervolgens een wat minder bekend nummer, maar wordt ook weer erg fraai gebracht. In 1905 bedachten Bert Williams (muziek) en Alex Rogers (tekst), mij beiden compleet onbekend, deze song, en het daaropvolgende jaar werd deze gebruikt in een Broadway-productie. Dat verrast me geenszins, want die stijl heeft het nummer wel. Cash geeft er ook een wat ironische draai aan (zijn intonatie is weer geweldig), wat een fijn effect heeft. I See a Darkness is het volgende nummer, geschreven door Will Oldham (ook wel bekend als Bonnie ‘Prince’ Billy), die speciaal naar de studio kwam om mee te zingen. Gelukkig maar, want de samenzang tijdens het refrein is tergend mooi, wat dit één mijner persoonlijke favorieten van dit album maakt.
The Mercy Seat is ook weer een mooie songkeuze. De tekst heeft iets onheilspellends, wat ook wel bij dit album past. En hoewel de uitvoering van Nick Cave & The Bad Seeds nog wat dreigender en indrukwekkender is, mag deze indringende versie er ook wezen. Dit is het laatste van 7 geweldige nummers op rij, die ik zeker even apart wilde bespreken.
Daarna is het allemaal net iets minder, wat geenszins een schande is. Field of Diamonds (waarop vrouwlief June en Sheryl Crow meezingen), Country Trash (een song uit 1973 over hoe zogenaamd uitschot van het land (country trash) ook maar een simpel doch waardig leven probeerde te leiden, met hard werken en af en toe stilletjes genieten) en I’m Leaving Now (een duet met maatje Merle Haggard waar de pret werkelijk af spat) zijn drie vroegere songs van Cash. Before My Time is een nummer dat hij speciaal voor dit album schreef, een bijzonder sobere song waarop hij languit mijmert over vervlogen tijden, om te concluderen dat liefde (voor June) overwint, en eeuwig blijft bestaan.
Op dit album kreeg ene Laura Weber White een fraaie rol toebedeeld, en als je weet dat zij destijds de vrouw was van John Carter Cash, enig kind van Johnny en June, en dat Johnny voor dit album (en ook nog wel een pak andere) innig samenwerkte met zijn zoon, mag dat uiteraard niet verrassen. Met haar fiddle zorgt ze op songs als de ouwe countryhymne Mary of the Wild Moor en het afsluitende Wayfaring Stranger voegt ze fraaie accenten toe, op die laatste in combinatie met de accordeon van Sheryl Crow. Op dit laatste nummer zingt/declameert Cash met zijn machtige, donkere stem over de vaak lastige tocht die het leven is, met aan de kim steevast een glimp van hoop. Hij klinkt dan een beetje als een onheilsprofeet die zich voorzichtig bekeert tot het optimisme.
Na het iets mindere Unchained is deze derde in de reeks weer een voltreffer; een exquise collectie songs over eenzaamheid, diverse worstelingen met het lot, onheil, reflectie en zoete ironie. Over vallen, opstaan, nogmaals vallen maar niet opgeven. Over leven.
4,5 sterren