Toen ik van de brugklasleeftijd was, kocht ik een of twee cd’s per halfjaar (dit is een schatting, maar volgens mij klopt het wel) en luisterde die keer op keer, en zelfs als ik ze eerst niet zo goed vond, draaide ik ze tot ik ze goed vond. Toen ik rond mijn veertiende, vijftiende een grotere interesse in popmuziek kreeg, als in: ik kreeg zin om veel meer muziek te ontdekken, werden dat drie of vier cd’s per halfjaar (wederom: een schatting), die ik natuurlijk ook zo vaak draaide tot ik ze heel goed vond. Waiting for the Sirens’ Call van New Order bijvoorbeeld, dat ik nog altijd een fijn (edoch allerminst spectaculair) album vind, heb ik gewoon zo vaak gedraaid dat de plaat me zo goed valt dat ik toch dat halfje extra heb gegeven, toen ik eenmaal op MusicMeter was beland. Ik ben nog altijd iemand die rustig zijn nieuwe cd’s wil luisteren, en ze ook graag blind koopt. Zelden luister ik vooraf of de cd wat voor mij is, nee, ik koop ‘m gewoon en zie dan wel. En hoewel ik al geruime tijd veel meer muziek koop dan eerst, hou ik het graag bij twee, drie cd’s per week, zodat ik de muziek rustig kan leren kennen. Voordeel daarvan is dat ik albums ook vaak de ruimte geef om te, ik weet dat het een naar woord is, groeien.
Zo heb ik 1989 van Taylor Swift een kans gegeven. Eind vorig jaar beviel eerste single ‘Shake It Off’ me erg goed. Tweede single ‘Blank Space’ vond ik toen die uitkwam een beetje een tegenvaller, een nogal gewoontjes klinkend liedje, maar ik bleef ‘m af en toe toch opzetten. Toen begon me op te vallen wat een goed liedje het eigenlijk is: fijn refrein (die ‘I love the game!’ doet het hem), en vooral: de ritmiek van de coupletten. Na ‘Blank Space’ en ‘Shake It Off’ zo vaak te draaien werd het tijd dat ik 1989 maar eens kocht. Sommige liedjes vielen gelijk goed (‘Out Of the Woods’ is en blijft een pareltje, ‘Clean’ ook), en andere klonken ontzettend gewoontjes; ‘Style’ bijvoorbeeld. Maar 1989 bleek na catchy, goed in het gehoor liggend en vrolijkmakend ook over een zekere diepte te beschikken, over details om te ontdekken. De laatste zinnen van de coupletten van ‘Style’ bijvoorbeeld, hoe Swift daarin op een andere zanglijn overgaat, ik vind het erg mooi. De synthbas onder ‘Stay’ is ook zo’n mooi detail, dat goed samenvalt met de springerige akoestische gitaar en de hook.
Langzaam bloeiden zo alle liedjes op. ‘Wildest Dreams’ bijvoorbeeld klonk aanvankelijk als het typische soort weidse neo-eightiespop waar al zoveel van is gemaakt, maar langzaam bekroop het nummer me echt, met dank aan de brug die het nummer bijna laat kantelen, zonder dat dat aanvankelijk echt opvalt. Die combinatie van diepte, details om te blijven ontdekken, goed in het gehoor liggen en erg vrolijkmakend zijn, heeft ervoor gezorgd dat ik 1989 zo vaak heb gedraaid en nog altijd geregeld draai. Dat is niet meer ‘zo vaak draaien tot ik ‘m goed vind’, maar wel zo vaak geluisterd hebben dat ik dit album graag dat halfje meer geef.
Ook de uitstekende teksten (Swift is een aanzienlijk betere tekstschrijver dan wat tegenwoordig voor authentieke singer-songwriters door moet gaan) dragen bij aan de vreugde. Zelfspot en humoristische observaties (‘He said ‘what you heard is true but I / can’t stop thinking about you’ / and I, I said ‘I’ve been there too a few times’’) kruiden de al niet misselijke plaat. Echt niet alles is even goed, maar daar staat tegenover dat elk liedje wel een of twee details of wendingen hebben die voor net dat beetje meer zorgen. Betere ‘echte’ popplaten heb ik de afgelopen tijd niet gehoord, hetzij uit de mainstream-, hetzij uit de ‘alternatievere’ (voor zover dat adjectief wat waard is) hoek. Ik hou zelf in elk geval ontzettend van 1989.