Het is jammer dat Steeleye Span, of wat voor band dan ook, door het grote publiek wordt geassocieerd met een megahit die eigenlijk niet echt representatief is voor de band.
Zeg Steeleye Span en men denkt aan het huppelnummer All Around My Hat uit 1975. Eigenlijk is Steeleye Span een veel 'duisterder' band, zowel daarvoor als daarna, diep verankerd in de traditie, met een neusje voor de zwarte randjes ervan.
Het debuutalbum uit 1970, Hark The Village Wait, was gemaakt door een versie van de band die alweer uitelkaar was toen de plaat uitkwam. Voor dit tweede album werden de klassiek getrainde violist Peter Knight en de (toen al) folklegende Martin Carthy (gitaar/zang) toegevoegd aan het overgebleven trio Maddy Prior, Tim Hart en Ashley Hutchings. Carthy had nog nooit elektrisch gespeeld, zou dit ook zelden meer doen, maar deed het met verve en met een zeer persoonlijk, percussief stempel. Knight's viool had zoals de Engelsen het zeggen een "ghostly quality" (zoals op Cold Haily Windy Night) en paste prima bij het vaak duistere, eeuwenoude songmateriaal. Hutchings' stuwende baswerk is prominent, mede door het dit maal ontbreken van drums.
The False Knight on the Road is een gesprek tussen een kind (the wee boy) en de duivel (the false knight). Boys Of Bedlam gaat over een middeleeuws krankzinnigengesticht met bizarre teksten ("My staff has murdered giants/My bag a long knife carries/For to cut mince pies from children's thighs/With which to feed the fairies"). Niks All Around My Hat hier.
Geweldige plaat, net iets beter dan de opvolger Ten Man Mop (dat veelal van hetzelfde laken een pak is, met dezelfde line up - uiterst prima dus). Na dat album verlaten Hutchings en Carthy Steeleye Span, dat vervolgens de commerciëlere kant op gaat - maar er zijn nog veel albums van hen waarop de echo van de klassieke eerste drie te horen is. Nogmaals: verwacht geen albums vol All Around My hat, en zeker hier op Please To See The King niet
5 *****