In februari 2022 schreef
Stijn_Slayer bij het debuut
#1 Record van Big Star uit 1972:
“Het klinkt alsof de Beatles na Abbey Road nog een album maakten in het glamtijdperk.” Mooi omschreven!
Ik kom hier echter in een rondreis langs de wortels/invloeden van new wave en dat met andere oren, nadat
Autobahn van Kraftwerk aan de beurt was geweest. Van Düsseldorf naar Memphis. Big Stars tweede plaat
Radio City is geenszins een kopie van hun eersteling, waar ik nog geen hints op gitaarpop hoor zoals die in 1976 - '77 losbarstte.
Chris Bell is vertrokken en Big Star als trio blijkt twee jaar later naakter en pittiger. Muziek die mij beter ligt, zeker met het soms energieke drumwerk van Jody Stephens. In combinatie met de heldere, soms felle gitaarlicks van Alex Chilton is het alsof ik een prototype van The Police hoor, waar het op rustiger momenten op het nog te verschijnen werk van Tom Petty doet denken, zoals twee berichten hierboven terecht door dezelfde Stijn_Slayer opgemerkt.
Dat inventieve, soms felle drumwerk zit in opener
O My Soul, sinds 2009 ook te vinden in singleversie en dat op de heruitgave op cd; in
Back of a Car en mijn favorietje
Septembur Gurls, een blauwdruk voor indiebandjes met gitaren die hierna ontstonden, tot op de dag van vandaag. Het puntige gitaarspel van Chilton klinkt alsof de liedjes morgen geschreven gaan worden.
Buitenbeentjes zijn
Mod Lang, een knipoog naar het werk van gitarist Keith Richards en diens Rolling Stones; pianoballade
Morpha Too bezit iets van de sfeer van het debuut, en weer anders is het folkachtige kleinood
I'm in Love with a Girl.
Drie nummers werden overigens met een andere ritmesectie op band gezet: het al genoemde
Mod Lang plus
She's a Mover en
What's Going Ahn. Deze drie werden ingespeeld door bassist Danny Jones en drummer Richard Rosebrough, wat qua drumwerk wel opvalt.
Mijn reis vervolgt met de volgende wavepionier: meer gitaarpop bij
Milk 'n' Cookies.