In 1987 - toen was er van mij nog geen sprake - woonden mijn ouders in Rotterdam schuin boven Bar Cabo Verde, waar dag en nacht muziek uit de boxen danste. Het lijkt me vrij zeker dat ik in met enige regelmaat ben blootgesteld aan Kaapverdische muziek al voor ik deze wereld betrad.
Misschien is de mix tussen verschillende culturen nergens zo sterk als in Kaapverdië. De 10 oorspronkelijk onbewoonde, vulkanische eilanden werden in de 15e eeuw door Portugezen (en een Italiaan) ontdekt en lagen op een ideale plek om de slavenhandel te faciliëren. Het werd een stop-over plek tussen Europa, Afrika en Zuid-Amerika, rijk aan grondstoffen en enorm winstgevend voor Portugal in de daaropvolgende eeuwen. Onder invloed van een constante stroom aan mensen uit drie verschillende continenten ontstonden er verschillende handelssteden en lokale bevolkingen, verspreid over 9 v/d 10 eilanden, met eigen cultuur, eigen talen en dialecten, een eigen keuken en - niet geheel oninteressant voor deze site - eigen vormen van muziek. Tot de dag van vandaag staat de Kaapverdische bevolking bekend om hun muzikaliteit en de centrale rol die muziek in het dagelijks leven speelt.
Na de afschaffing van slavernij werden de eilanden minder interessant voor Europeanen en werd Kaapverdië 'vergeten' door de buitenwereld. De meeste Portugezen vertrokken, armoede en voedseltekorten troffen een groot deel van de lokale bevolking. Veel Kaapverdianen zochten in deze periode hun heil in het buitenland. Ze reisden af met de schepen die aankwamen in de handelshavens van plekken als Boston, Lissabon, en hier, in Rotterdam; steden waar de Kaapverdische gemeenschappen tegenwoordig enorm groot zijn (er wonen zo'n 15-20,000 Kaapverdianen in Rotterdam). Als ik hier de Binnenweg afloop richting Delfshaven zie ik meerdere Kaapverdische winkeltjes en restaurants (al dan niet gecombineerd met Portugese of Braziliaanse waar en vlaggen). Portugal was echter niet van plan 'hun' kolonie zo maar op te geven en Kaapverdië bleef lange tijd een overzeese provincie. En hoewel de onafhankelijkheidsstrijd langzaam op gang kwam, werd deze gehinderd door meerdere periodes van droogte, voedseltekort en natuurrampen die de eilanden troffen, waarbij vele mensen omkwamen en opnieuw veel mensen emigreerden op zoek naar meer geluk en werkgelegenheid elders. Als gevolg hiervan wonen er tegenwoordig meer Kaapverdianen buiten Kaapverdië dan in het land zelf. Onder hen bevinden zich uiteraard ook veel muzikanten. Als ik lokale bands zie optreden in kleine kroegjes en podia hier in Rotterdam speelt er regelmatig iemand met Kaapverdische roots mee.
In de Kaapverdische muziek zijn drie hoofdgenres te onderscheiden: Morna, Coladeira en Funaná.
Morna is enigszins vergelijkbaar met de Portugese Fado - gezongen in eenzelfde melancholische, dramatische stijl. In het Engels is er een mooi woord voor deze zangstijl: to lament. Morna klinkt misschien ook niet voor niets als to mourn. De Morna is doorgaans nog iets mistroostiger, aangezien er een zwaarder stuk koloniaal en door armoede geteisterd verleden meeweegt in de bezongen onderwerpen. De bekendste vertolkster van dit genre was Cesária Évora.
Funaná is de tegenpool van Morna. Over het ontstaan van de naam van het genre is enige onenigheid, maar het zou heel goed een samenvoeging kunnen zijn van 2 van de grootste lokale muzikanten van de 20ste eeuw, Funa (een Accordeon speler) en Naná (een Ferrinho speler). Daarmee hebben we ook gelijk de 2 meest kenmerkende instrumenten van deze muziekstijl te pakken. In deze uptempo muziek is niet alleen ruimte om de strijd voor vrijheid en onafhankelijk te behandelen, maar ook om het leven te vieren en de eindeloze mogelijkheden die ze biedt te bezingen. Deze stijl is een aantal jaar geleden kortstondig een klein beetje onder de aandacht gekomen met de release van Bitori's
Legend of Funaná.
Coladeira tenslotte, is de moderne variant van de Colá (een traditionele muziek- en dansstijl) en ontstond in eerste instantie als een sneller gespeelde Morna, maar is in de loop der jaren veelvuldig beïnvloedt door de vele stijlen die via Zuid-Amerika (voornamelijk uit Brazilië, maar bijvoorbeeld ook uit Haïti) en andere Afrikaanse landen (met name Angola en Guinee-Bissau) de eilanden bereikten. Dit is de meest internationale en gemengde muziekstijl van de drie. Tekstueel wordt dit genre voornamelijk gekenmerkt door (al dan niet politieke) satire en sociale kritiek.
In 1975 werd Kaapverdië eindelijk onafhankelijk van Portugal. Nog geen jaar later scoorde Tavaras wereldwijd een grote hit met Heaven Must Be Missing an Angel. Deze groep bestond uit 5 broertjes, kinderen van Kaapverdische immigranten in Rhode Island. Wie weet was de onafhankelijkheid in het thuisland van hun ouders dé inspiratie die ze nodig hadden voor hun grootste hit. In datzelfde jaar bracht ook Os Tubarões aan de andere kant van de oceaan hun eerste album uit: Pépé Lopi. Op deze debuutplaat wordt in een combinatie van de drie eerder genoemde genres de net bereikte onafhankelijkheid gevierd en het verleden beklaagd. Het ontstaan en de verdere ontwikkeling van deze band loopt dan ook gelijk met de onafhankelijkheid en democratisering van het land in de jaren die zouden volgen. Iemand op RYM verwoordt het treffend: "Pépé lopi captures the conflicted mindset of all liberated people; hopeful for the future, but weighed down by the bitterness of history."
De eerste regels tekst van de plaat zetten meteen de toon: "Labanta braço, grita por liberdade", verkondigt frontman Ildo Lobo: "Raise your arms, shout for freedom". Dit nummer is in de loop van de jaren symbool geworden voor de onafhankelijkheid en is nog steeds regelmatig op speciale gelegenheden te horen, in verschillende uitvoeringen. Dit nummer, en enkele andere nummers van de band, zijn ook een ode aan dichter, vrijheidsstrijder en volksheld Amílcar Cabral, die helaas de onafhankelijkheid (en dus ook de release van deze plaat) niet meer mee heeft mogen maken.
En uiteraard is het album in het Creools gezongen, niet in het koloniale Portugees (wat ook vandaag nog steeds de officiële taal van Kaapverdië is).