Ik kan me helemaal vinden in jullie bovenstaande constateringen,
vielip en
Mssr Renard. Ook ik ben een liefhebber van AOR/melodic rock en ook ik ben een beetje afgeknapt op het geluid van dit soort albums na pakweg 1995. Ik heb net als jullie de indruk dat het ongeveer vanaf die tijd fout gaat. Dat kwam deels doordat het genre uit de gratie raakte, waardoor er veel minder geld beschikbaar was voor topproducties, en dat is nou juist één van de facetten waar dit genre het van moet hebben.
Gevolg: veel albums met matige tot slechte mixen, en de opkomst van de 'loudness wars' maakte eens te meer dat het gedaan was met kristalheldere producties waarin de respectievelijke instrumenten niet met elkaar de strijd aan moesten gaan om gehoord te worden.
En hoewel dit specifieke album daar ook niet helemaal aan ontkomt, word ik toch steeds enthousiaster over deze plaat. De mix en mastering zijn naar hedendaagse maatstaven heel behoorlijk, maar een vergelijking met het debuutalbum van King of Hearts (opgenomen in 1989, maar pas tien jaar later uitgebracht) valt toch duidelijk in het nadeel van deze schijf uit.
Gelukkig zijn bijna alle nummers bovengemiddeld goed, terwijl de stem van Tommy Funderburk door de jaren heen nauwelijks aan slijtage onderhevig is geweest. Hij heeft nog steeds dat rauwe randje dat zijn vocalen net iets extra's geven.
Funderburk en zijn compaan Bruce Gaitsch zijn geroutineerde en gelauwerde muzikanten, die al tientallen jaren meelopen in de AOR-wereld.
Marco van Lochem noemt hierboven al hun belangrijkste wapenfeiten, maar ik verwijs ook graag nog even naar de AOR-topper
Airplay, die Funderburk samen maakte met gitarist en producer Jay Graydon. Daarmee heeft-ie in mijn wereldje in elk geval zijn naam gevestigd.
Deze plaat rockt slechts op een paar plaatsen, het is een redelijk 'mellow' affaire geworden. Te mellow misschien voor sommigen, maar de kwaliteit van de composities vergoedt alles, wat mij betreft. Ik heb deze nu een paar maanden in huis en draaide hem gistermiddag weer eens. En het valt me op dat de melodieën van met name I don't want your love, Givin' up easy en I met a girl zich steeds vaster in mijn hoofd nestelen. Rose Maria heeft een heel sterke Eagles-vibe en klinkt een beetje als The boys of summer. Zelfs Funderburk's stemgeluid neigt hier een beetje naar dat van Don Henley. Als ze stevig gaan rocken, levert dat het A Simple song meteen het zwakste nummer van het album op, met een - zoals der titel al doet vermoeden - iets te simplistisch refrein.
De arrangementen zijn vaak prachtig en met tien nummers is er precies voldoende afwisseling om dit tot een van de betere AOR-albums van de laatste jaren te maken. Ruim dertig jaar geleden zouden ze hier, in het toen heersende muzikale klimaat, ongetwijfeld een paar hits mee gescoord hebben. Maar that was then and this is now, dus we zullen het moeten doen met een uitgave op het piepkleine Australische (!) Melodic Rock-label, die buiten de kring van liefhebbers weinig mensen zal bereiken. Niettemin: een aanrader die het beluisteren waard is.