Mijn bespreking uit het
Niels Tip-Topic. Deze werd me getipt door korenbloem:
Het is een beetje zwart-wit, maar ik ben een beetje op een tocht op jacht naar ‘de nieuwe The Black Saint and the Sinner Lady’ (moet andere albums van Charles Mingus nog beluisteren trouwens, misschien maar eens doen
). Eigenlijk is dat een metafoor voor mijn jazz ontdekkingstocht. Het is een tocht waar ik mezelf nou niet bepaald op gestort heb, maar langzaam maar zeker maak, af en toe eens een (meestal volgens korenbloem of Ataloona) pareltje beluisterend en telkens weer tot de conclusie komend dat het prima muziek is die vrijwel altijd op een voldoende kan rekenen, maar nooit echt een hoge beoordeling krijgt. De enige uitzondering hierop is tot nu toe dus het eerder genoemde album van Charles Mingus. De volgende stap die ik hierin maak is dankzij korenbloem in het Niels Tip-Topic: weet het Dave Holland Quintet wél zo te overtuigen als ik hoop ooit overtuigd te worden door een jazz album? Het antwoord is, misschien helaas, niet volmondig ja, maar het heeft me zeker wat dingen geleerd over jazz en een soort primeur voor dat genre (zoals ik zo uit zal leggen) en is absoluut bevallen.
Wat direct opvalt, intrigeert en bevalt is de ‘achtergrondinstrumentatie’ (de bas en percussie dus). Waar die op de meeste jazzalbums die ik ken een soort onveranderlijke basis op de achtergrond vormt waarover de, meestal, blaasinstrumenten hun ding kunnen doen, hebben ze hier veel meer een eigen leven en een belangrijke rol, Q & A is hier het beste voorbeeld van. Misschien is dit net zoiets als zeggen: “leuk dat ze gebruik maken van samples” bij een hiphip album (even voor de duidelijkheid: ik ken dus nog maar erg weinig jazz), maar mij viel dat positief op. Het maakt de muziek extra interessant en spannend.
Zoals ik al zei heeft dit album een ‘primeur’ op jazzgebied, het bevat namelijk het eerste nummer die mij echt raakt zoals ik hoopte dat jazz mij ooit eens zou raken. Dat zwevende gevoel… ach, jullie kennen het wel
Het gaat hier om het werkelijk prachtige titelnummer. Die is dus niet alleen interessant, want er gebeurt van alles, maar ook nog eens oprecht mooi. De rest van het album raakt me niet zoals dat nummer, maar is alleszins erg fijne muziek. Sterk ook is de balans die ze hebben gevonden tussen gestructureerd en ongestructureerd. Het bevat spanning die ik mis in te ‘brave’ jazz en is toch niet dusdanig structuurloos dat het in de oren klinkt als een verzameling onsamenhangende noten. Gewoon een erg fijn album dus. Maar, om even terug te komen bij het begin, de ‘nieuwe’ The Black Saint and the Sinner Lady is het niet en het eerste jazz album dat mij écht betoverd ook niet. Misschien is jazz gewoon niet voor mij weggelegd op een manier waarop het voor sommigen is weggelegd, wat inhoudt dat ik er wel degelijk van kan genieten, maar ik zie me er nog altijd geen 4,5 of zelfs 5 sterren aan geven. Zo ook voor deze niet, al verdient het natuurlijk een prima cijfer voor een prima plaat.
3,5*