Tubular bells is (zoals zoveel albums die ik de laatste tijd heb gereviewd) een mijlpaal in de rockgeschiedenis. Aan deze mijlpaal lag een revolutionair concept ten grondslag, opgevat door het toen pas 19-jarige (!!) Engelse wonderkind Mike Oldfield: het opnemen van een lange instrumentale compositie die een volledig album vulde, volledig gecomponeerd, gespeeld (Op 28 verschillende instrumenten!) en gearrangeerd (Het nummer bevat 80 verschillende tracks!) door hemzelf. Zoiets was nog nooit vertoond, maar Oldfield was vastberaden en slaagde met verve. Tubular bells is een geweldig vernuftig, vindingrijk album waarin een keur aan genres de revue passeren: van folk tot klassiek, van rock & roll tot minimalisme, van psychedelica tot new age (avant la lettre).
Het eerste deel begint met de piano, al snel vergezeld door een orgel, die de (vooral dankzij het gebruik in de film The exorcist) overbekende themamelodie inzet. Al snel komen er steeds meer instrumenten bij, maar altijd geleidelijk zodat geen enkel geluid ongemerkt voorbijgaat en de luisteraar voldoende tijd heeft om alle ontwikkelingen goed in zich op te nemen. Deze instrumentale overdaad leidt tot oorstrelende momenten door het hele stuk heen. Oldfield past om de haverklap tempowisselingen en andere instrumenten toe zodat het geheel de volle 25 minuten blijft boeien. In de laatste 5 minuten komt Vivian Stanshall, bekend als de frontman van de Bonzo Dog Doo Dah Band, als een soort ceremoniemeester de instrumenten introduceren die deelnemen aan de grote finale.
Het tweede deel begint een stuk minder overdadig, en is in de eerste 8 minuten eigenlijk gewoon een akoestisch folknummer, waarna de elektrische gitaar ten tonele verschijnt, die met behulp van een hoop percussie na 12 minuten tot een climax komt. Vervolgens komt de finale waarin de “Piltdown man” zijn opwachting maakt, Oldfield die zingt als een neanderthaler. Niet bijster geslaagd als je het mij vraagt, maar goed. Na 16:30 minuten volgt een fraaie, rustige outro, die anderhalve minuut voor het einde plaats maakt voor een heerlijk kolderieke coda met gitaar en fluit. Het nummer springt wel iets te veel van de hak op de tak (4 fases die niet bijster goed op elkaar aansluiten), en mist ook de epiek van het eerste deel.
Tubular bells is een revolutionair album dat desondanks erg toegankelijk is, en daarom gelukkig ook de erkenning heeft ontvangen die het verdient. Oldfield zou de magie van dit debuut nooit meer herhalen. 4,5/5