menu

Mike Oldfield - Tubular Bells (1973)

mijn stem
3,85 (597)
597 stemmen

Verenigd Koninkrijk
Rock
Label: Virgin

  1. Tubular Bells (Part One) (25:00)
  2. Tubular Bells (Part Two) (23:50)
  3. Mike Oldfield's Single (Theme from Tubular Bells) * (3:53)
  4. Sailor's Hornpipe [Viv Stanshall Version] * (2:48)
  5. Tubular Bells (Part One) [2009 Mix] * (25:58)
  6. Tubular Bells (Part Two) [2009 Mix] * (23:20)
toon 4 bonustracks
totale tijdsduur: 48:50 (1:44:49)
zoeken in:
avatar van Paalhaas
4,0
Tubular bells is (zoals zoveel albums die ik de laatste tijd heb gereviewd) een mijlpaal in de rockgeschiedenis. Aan deze mijlpaal lag een revolutionair concept ten grondslag, opgevat door het toen pas 19-jarige (!!) Engelse wonderkind Mike Oldfield: het opnemen van een lange instrumentale compositie die een volledig album vulde, volledig gecomponeerd, gespeeld (Op 28 verschillende instrumenten!) en gearrangeerd (Het nummer bevat 80 verschillende tracks!) door hemzelf. Zoiets was nog nooit vertoond, maar Oldfield was vastberaden en slaagde met verve. Tubular bells is een geweldig vernuftig, vindingrijk album waarin een keur aan genres de revue passeren: van folk tot klassiek, van rock & roll tot minimalisme, van psychedelica tot new age (avant la lettre).

Het eerste deel begint met de piano, al snel vergezeld door een orgel, die de (vooral dankzij het gebruik in de film The exorcist) overbekende themamelodie inzet. Al snel komen er steeds meer instrumenten bij, maar altijd geleidelijk zodat geen enkel geluid ongemerkt voorbijgaat en de luisteraar voldoende tijd heeft om alle ontwikkelingen goed in zich op te nemen. Deze instrumentale overdaad leidt tot oorstrelende momenten door het hele stuk heen. Oldfield past om de haverklap tempowisselingen en andere instrumenten toe zodat het geheel de volle 25 minuten blijft boeien. In de laatste 5 minuten komt Vivian Stanshall, bekend als de frontman van de Bonzo Dog Doo Dah Band, als een soort ceremoniemeester de instrumenten introduceren die deelnemen aan de grote finale.

Het tweede deel begint een stuk minder overdadig, en is in de eerste 8 minuten eigenlijk gewoon een akoestisch folknummer, waarna de elektrische gitaar ten tonele verschijnt, die met behulp van een hoop percussie na 12 minuten tot een climax komt. Vervolgens komt de finale waarin de “Piltdown man” zijn opwachting maakt, Oldfield die zingt als een neanderthaler. Niet bijster geslaagd als je het mij vraagt, maar goed. Na 16:30 minuten volgt een fraaie, rustige outro, die anderhalve minuut voor het einde plaats maakt voor een heerlijk kolderieke coda met gitaar en fluit. Het nummer springt wel iets te veel van de hak op de tak (4 fases die niet bijster goed op elkaar aansluiten), en mist ook de epiek van het eerste deel.

Tubular bells is een revolutionair album dat desondanks erg toegankelijk is, en daarom gelukkig ook de erkenning heeft ontvangen die het verdient. Oldfield zou de magie van dit debuut nooit meer herhalen. 4,5/5

avatar van dazzler
5,0
TUBULAR BELLS 1973

Ik was veertien toen ik Tubular Bells kocht. Het was het vierde vinyl album dat ik toevoegde aan mijn nog prille collectie. Een buurjongen had de singles In Dulci Jubilo / On Horseback en Moonlight Shadow / Rite Of Man en ik was gek op zowel hun a- als b-kanten. Pas toen ik de plaat uit zijn hoes schoof viel mij op dat er sprake was van slechts één enkele track verdeeld over twee plaathelften. En ik moet eerlijk bekennen dat het een tijdje heeft geduurd vooraleer ik als tiener mee was met dit symfonisch opgezette epos. Dat Mike Oldfield nagenoeg alles zelf inspeelde kwam de puberale loner in mezelf goed van pas. Nog indrukwekkender was dat de artiest ongeveer vijf jaar ouder was dan ik toen hij dit alles gecomponeerd had. Ik las in die tijd graag boeken over UFO's en andere mysterieuze onderwerpen. Tubular Bells heeft doorheen mijn jeugd als soundtrack gediend bij mijn spannende leestrips. Vooral de meer dreigende stukken en de delen waarin Mike zijn gitaren haast buitenaards deed klinken werkten erg suggestief.

De eerste plaathelft staat na al die jaren nog steeds als een huis. Het eerste deel met de piano is wereldberoemd geworden omdat het door de Amerikaanse regisseur van The Exorcist gejat werd van het op dat moment nog onbekende platenlabel Virgin (Tubular Bells was immers hun eerste release). En het thema van de finale van de eerste plaatkant is ook al tig keer door anderen bewerkt en uitgebracht. De voordracht van Vivian Stanshall werd echter nooit geëvenaard. Wat er zich tussen de kabbelende pianoklanken en de galmende bellen in Part One afspeelt vind ik van grote klasse. Oldfield weet met gevoel voor drama een hele reeks themaatjes en melodietjes in te passen in het vijfentwintig minuten durende meesterwerk. Hij zal zich daarbij niet houden aan de wetmatigheden van een doorweefde compositie. Mike breit de ideeën aan elkaar, maar in het geval van Part One maakt hij er wel een erg lekkere trui mee. Je hoort zijn vingerzetting op de snaren in de akoestische stukken of zijn ademhaling tussen de meer ingetogen passages. Dat breien zal tegelijk zijn handelsmerk en zijn achilleshiel worden. Want de grens tussen een kleurrijk lappendeken en een bedsprei die pijn doet aan de oren is soms gevaarlijk dun.

Part Two zal op de eerste drie platen van de multi-instrumentalist een ander paar mouwen zijn. Daar probeert hij verschillende op zichzelf staande stukken aan elkaar te lassen. De lasnaad zal ook op de tweede plaatkant van Hergest Ridge (1974) en Ommadawn (1975) hoorbaarder zijn. Het eerste gedeelte van Part Two vind ik misschien wel het mooiste stuk van heel de plaat. Daarop dansen verschillende gitaren op geslaagde wijze door elkaar. Een wat rustiger kabbelend folkgedeelte loopt over in stoer gitaarwerk dat de overgang markeert naar het zogenaamde caveman gedeelte. Daarop schuimbekt Oldfield op hardrockende gitaren en met gastdrummer door de speakers. Sommigen vinden dat tenenkrullend. Ik weet dat die gebalde boosheid een terugkerend element zal zijn op heel wat Olfdield platen. Shadow On The Wall is de caveman sectie van bijvoorbeeld Crises (1983). Het is Oldfields manier om af te rekenen met zijn demonen. Het door orgel ingekleurd gedeelte na de orkaan is het mooist in de georkestreerde versie van The Orchestral Tubular Bells (1974) van David Bedford. Daarop mag Mike bloedmooi soleren op gitaar.

The Sailors Hornpipe is een toetje in de vorm van een traditional. Wie goed luistert hoort het lied van Popeye er doorheen dansen. Die fascinatie voor traditionals wordt een rode draad doorheen Oldfields jaren '70 werk. De dronkenmanversie zoals ze te horen is op Boxed (1976) is mijn favoriete interpretatie. Tubular Bells ligt bij mij nog steeds in de bovenste schuif en daar heeft het moment waarop de plaat in mijn leven kwam en de wijze waarop hij jarenlang als soundtrack bij het lezen heeft gefungeerd wel wat mee te maken. Striptekenaar Cosey stelt de lezer op de achterflap van zijn Jonathan reeks steevast voor om muziek te draaien bij zijn verhalen. Mike Oldfield passeert regelmatig de revue.

Gast
geplaatst: vandaag om 11:46 uur

geplaatst: vandaag om 11:46 uur

Let op: In verband met copyright is het op MusicMeter.nl niet toegestaan om de inhoud van externe websites over te nemen, ook niet met bronvermelding. Je mag natuurlijk wel een link naar een externe pagina plaatsen, samen met je eigen beschrijving of eventueel de eerste alinea van de tekst. Je krijgt deze waarschuwing omdat het er op lijkt dat je een lange tekst hebt geplakt in je bericht.

* denotes required fields.