Hemels. Al je in een woord het gevoel dat Victorialand oproept wil omschrijven, komt dat toch wel erg dicht in de buurt. Dit is nu typisch muziek die je in een andere wereld doet belanden. Vanaf de eerste galmende gitaarklanken van Lazy Calm tot de laatste noot van The Thinner the Air is dit album adembenemend. Ik haalde in bovenstaand bericht al even Hans Heintz aan: hij heeft wat mij betreft groot gelijk. Hoe goed ook, Victorialand degradeert voorganger Treasure wat mij betreft tot een leuke verzameling huppelliedjes over de door Orbit al vaak aangehaalde elfjes en kabouters.
Die elfjes en kabouters zijn hier ook wel weer alom aanwezig (ik kan niet ontkennen dat dit erg naar eftelingmuziek neigt), maar ze lijken hier geheel en al in een vreemde, onaardse context gezet. Gitaar en vocalen zijn nog een paar dimensies... tja... noem het ijler. Treasure een prachtige plaat, daar niet van, maar dit is een enorm coherent stukje onaardse sereniteit. Dat maakt Victorialand dan ook typisch zo'n plaatje wat je - heel cliché, ik geef toe - niet luistert, maar ondergaat. Je zakt er geheel in weg, maar dan wel zonder dat ie ongemerkt voorbijglijdt. Als ie afgelopen is, volgt zelfs een soort van schrikreactie vanwege de plotseling ingevallen stilte.
Opener
Lazy Calm begint afgezien van de karakteristieke galmgitaar betrekkelijk jazzy. De eerste helft van de opener is een beetje aftasten. Waar zijn we in hemelsnaam beland? Wat is hier allemaal? Wat komen we tegen? Na ruim twee minuten klinkt uit de verte een geluid: er is hier iets van leven. Een klein minuutje later maakt het ineens geluid: dit moet een soort muze zijn, die haar onaardse creaties ten gehore brengt. Het is al meteen duidelijk dat het geluid van Victorialand aan de ene kant typisch in de jaren tachtig past, maar anderzijds iets compleet tijdloos heeft .Qua sfeer hangt het erg naar onze IJslandse muziekvrienden van Sigur Ròs en Múm. Ook de haast middeleeuwse klanken van pakweg Dead Can Dance zijn al in het eerste nummer vertegenwoordigd.
Fluffy Tufts biedt opnieuw geen uitsluitsel over waar je als luisteraar van dit album in hemelsnaam terechtgekomen bent. Een Lionkingachtige uithaal galmt door de ijle luchten waarin we ons denken te bevinden. En wat voor taal spreken ze hier nu? De zang van Elizabeth Frazer biedt in elk geval weinig uitsluitsel. Spoedig zweven we verder
Throughout the Dark Months of April & May. Op de plek waar we ons bevinden (nog steeds geen idee waar...) zijn dat in elk geval geen lentemaanden. De opnieuw serene zang vervult eerder van een melancholisch gevoel. Gelukkig is het niet al triestheid wat de klok slaat hier. Met een positieve kreet verlaten we dit gebied van deze nieuwe wereld.
Vervolgens komen we aan bij
Whales Tails. Het lijkt alsof deze muze ons met haar vrolijke gezang tracht te verleiden. Dan geldt toch: nooit met vreemden meegaan, en al helemaal niet op plekken die je nooit kent, want een beetje gemeen haalt ze vervolgens uit met een Kate Bushachtig refreintje. Vervolgens kan men zich laten meevoeren door het prachtige
Oomingmak. Dat klinkt als een soort leuk rijmspelletje zoals ze dat in deze andere wereld trachten te doen. Zakdoekje leggen, zoiets. Het lijkt wel alsof we nog steeds lichter worden, alsmaar omhoog blijven zweven.
Dat klopt ook wel, want het volgende hoogtepunt heet niet voor niets
Little Spacey. Een van de meest magnifieke tracks, vind ik. Anderen zullen dit helemaal het toppunt van eftelingmuziek vinden. Het zal ongetwijfeld iets met een pretpark te maken hebben, maar dan wel een met een hele hoop heliumballonnen. Carnaval Festival valt er in elk geval volledig bij in het niet. Nog enigszins opgelaten van het feestelijke Little Spacey ontwaren we een blijkbaar in deze wereld voorkomend vreemd wezen. Het heeft
Feet Like Fins. Het beweegt zich aanvankelijk statig voort over een bed van rollende gitaargalmflarden. Even later laat het wezen zien ook over wat scherpere kantjes te beschikken. Maar het blijft mooi natuurlijk, en hoog en ijl. Maar waar t nou allemaal over gaat op deze plek? Het blijft een raadsel...
Sneeuw ligt er in elk geval wel, getuige
How to Bring a Blush to the Snow. Dat doen ze dus met opnieuw prachtig middeleeuws aandoend gezang, dat van verschillende kanten door de wondere witte wereld aan lijkt te komen zweven door een woud van in dit geval soms wat Zuideuropees aandoende gitaren. Sneeuw en Zuideuropees aandoende gitaren, juist ja. We worden er opnieuw niet veel wijzer van. Het hoogste punt (en het hoogtepunt) bereiken we echter pas met
The Thinner the Air. Een blazersachtig orgeltje zorgt net als toen we net op deze hoogtes belandden voor een enigszins jazzy sfeertje. Om dat te doorbreken heeft muze Elizabeth haar meest fantastische stukje zang nog even bewaard. We zweven dan ook zo hoog dat we in het oneindige lijken te verdwijnen.
Als je geluk hebt, volgt er dan nog een Massive Attack mix van het laatste nummer om je enigszins te laten afkicken, anders val je helemaal met een harde klap terug op aarde. Een beetje leeg en licht in je hoofd nog, maar nog steeds zonder enig idee wat een wondere wereld dit was. Het was er in elk geval prachtig, misschien wel hemels. Wellicht zelfs dé hemel? Wie zal het zeggen... Dit album kent geen tijd en ruimte, dus hoe lang de reis geduurd heeft, kan men alleen van de cd-speler aflezen. 32.51 minuten dus... klinkt kort, achteraf. Maar zogezegd, stickertjes als te kort of lang genoeg passen hier niet. De dimensie tijd speelt hier geen rol.
Kort samengevat is dit een plaat waar je van moet houden. Rare sprookjesmuziek: ik snap die reactie wel. Ik denk echter dat naast liefhebbers van jaren '80 gothic à la Dead Can Dance ook de wat zweverige postrock/electrofan hier wel mee uit de voeten kan. Hoe dan ook: een onvergetelijke trip langs hemelse elfjes en kabouters