Heel aardig album, dit The Documentary. 'Westside Story' en 'Dreams' zijn allebei heel fijne tracks, met prima raps, dito refreintjes en vooral toffe producties. Dat niveau blijft tot ongeveer track 7 viersterrenniveau, en daarna wordt het album snel wisselvallig. De productie van 'Don't Need Your Love' is niet erg bijzonder en het refreintje gewoon jammerlijk. Eigenlijk komt er tot de ijzersterke (dat strijkersarrangement! dat refrein!) slotnummer 'Like Father, Like Son' weinig echt heel sterks meer langs, wellicht op de titeltrack na.
Die titeltrack laat ook wel een beetje het probleem met The Game zien: hij wil steeds maar weer benadrukken dat hij zijn klassiekers kent. Dat heeft natuurlijk te maken met z'n achtergrondverhaal: hij werd neergeschoten en toen hij in het ziekenhuis lag om van zijn verwondingen te herstellen, liet hij zijn broer 'alle klassieke hiphopalbums' kopen, maakt niet of van welke kust, zodat The Game die toen nog niet The Game was, laat staan Game zoals hij nu heet, die kon bestuderen om een echte rapper te worden. Was hij niet neergeschoten en had hij vanwege een blindedarmontsteking (ook heel erg hoor, daar niet van) in het ziekenhuis gelegen, was hij gewoon een nerd geweest. In de titeltrack komen er heel veel albums langs in het refrein en ik moet zeggen, de eerste keer dat ik het hoorde vond ik dat erg tof hoe dat was gedaan, en ik vind het nog steeds best charmant:
"I'm Ready To Die without a Reasonable Doubt
Smoke Chronic and hit it Doggystyle before I go out
Until they sign my Death Certificate, All Eyez On Me
I'm still at it, Illmatic, and that's The Documentary"
Maar wacht, The Game kent zijn klassiekers echt. In ‘Dreams’ begon-ie gelijk al met het namechecken van The Chronic 2001, NWA, Ready to Die, Reasonable Doubt en Doggystyle. En in veel te veel daaropvolgende nummers gaat hij even een lijstje geven van welke rappers hij allemaal ooit gehoord heeft, in plaats van echt heel intelligente verwijzingen naar hun werk in zijn eigen werk te stoppen. Dat wordt een beetje vervelend. Wat meer Comptonverhalen zouden veel toffer zijn, maar nu lijkt het net of de beste jongen gewoon de hele dag op z’n (ziekenhuis)kamertje heeft gelegen en namen van rappers en cd’s uit zijn hoofd te leren. Vergeleken met iemand als Kendrick Lamar, die ook laat horen dat hij zijn 2Pac- en Nas-klassiekers kent, maar die veel subtieler verwerkt, is The Game toch wat simplistisch.
Het leuke aan dat overdreven bewustzijn van de hiphoptraditie is evenwel de gastenlijst. Busta Rhymes mag een geweldig refrein doen op albumhoogtepunt ‘Like Father Like Son’, en Eminem, destijds ook al best een veteraan, komt langs op het prettig opgefokte ‘We Ain’t’, overigens wel met een vrij zwakke verse. Ook ‘nieuwere’ rappers als 50 Cent, die ondanks dat hij nog simpeler is dan The Game zelf, leveren gewoon prettige gastbijdrages. Dit doet me ook wat aan Kendrick Lamar denken, die later Drake én MC Eiht uit zou nodigen om mee te rappen. Een goede gastenlijst is het halve feestje, moet je maar denken.
The Documentary is in z’n geheel gewoon een prettig album, met een aantal flinke toppen en een helaas net wat groter reservoir aan niet zo heel bijzondere nummers. Zeventig minuten blijken dan net iets te veel te zijn, ook als The Game weer eens over zijn stokpaardjes begint. Er had net wat meer potentie ingezeten dan er nu uitkomt, maar ook niet gek veel. Prima rapper, prima plaat, maar niet elke pony heeft het in zich om een Pegasus te worden.